Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (Finland) op 27 maart 2024 – A Oy

(Zaak C-232/24, Kosmiro1 )

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus (hoogste bestuursrechter, Finland)

Partijen in het hoofdgeding

Appellante: A Oy

Andere partij in de procedure: Veronsaajien oikeudenvalvontayksikkö (dienst ter bescherming van de rechten van de ontvangers van belastinginkomsten, Finland)

Prejudiciële vragen

Wanneer een factor in de toekomst opeisbare gefactureerde vorderingen van een klant koopt op een wijze dat het debiteurenrisico van die vorderingen van de klant op hem overgaat (factoring via cessie van vorderingen):

    a)    Moet de financieringscommissie die door de factor voor elke onder de overeenkomst vallende vordering in rekening wordt gebracht in de vorm van een percentage daarvan worden aangemerkt als een correctiepost voor de koopprijs van de vorderingen dan wel als een andere post die buiten de werkingssfeer van de btw-richtlijn1 valt, of

    b)    moeten artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 9 van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat de factor als tegenprestatie voor de onder punt 1, a) hierboven genoemde financieringscommissie aan zijn klanten een dienst onder bezwarende titel verricht die binnen de werkingssfeer van de btw-richtlijn valt?

Moet de vaste aanvangsvergoeding voor het opzetten en opstarten van het factoringproces die in het kader van factoring via cessie van vorderingen aan de klanten in rekening wordt gebracht, worden aangemerkt als tegenprestatie voor de verkoop van een binnen de werkingssfeer van de btw-richtlijn vallende dienst aan de klanten?

Indien de onder de punten 1 en 2 hierboven genoemde vergoedingen die in het kader van factoring via cessie van vorderingen in rekening worden gebracht, moeten worden aangemerkt als tegenprestatie voor het verrichten van een binnen de werkingssfeer van de btw-richtlijn vallende dienst:

        a)    Moet artikel 135, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn, dat ziet op de verlening van kredieten, of artikel 135, lid 1, onder d), van die richtlijn, dat ziet op handelingen betreffende betalingen en schuldvorderingen, aldus worden uitgelegd dat de aan de klanten in rekening gebrachte financieringscommissie of aanvangsvergoeding moet worden aangemerkt als tegenprestatie voor de vrijgestelde verkoop van een dienst, of

    b)    moet artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een tegenprestatie voor de aan btw onderworpen inning van schuldvorderingen dan wel van een tegenprestatie voor een andere aan btw onderworpen dienst?

Wanneer een factor middels een krediet aan zijn klanten een financiering verstrekt op een zodanige wijze dat de gefactureerde vorderingen van die klanten als zekerheid dienen voor de door hem verstrekte financiering (factoring via factuurfinanciering):

    a)    Moet artikel 135, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn, dat ziet op de verlening van kredieten, of artikel 135, lid 1, onder d), van die richtlijn, dat ziet op handelingen betreffende betalingen en schuldvorderingen, aldus worden uitgelegd dat de aan de klanten voor elke onder de overeenkomst vallende vordering in rekening gebrachte financieringscommissie en de aanvangsvergoeding voor het opzetten en opstarten van het factoringproces op zijn minst ten dele moeten worden aangemerkt als tegenprestatie voor de vrijgestelde verkoop van een dienst, of

    b)    moet artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een tegenprestatie voor de aan btw onderworpen inning van schuldvorderingen dan wel van een tegenprestatie voor een andere aan btw onderworpen dienst?     

Indien de in het kader van factoring via cessie van vorderingen dan wel via factuurfinanciering in rekening gebrachte financieringscommissie of aanvangsvergoeding als bedoeld in de punten 3 en 4 hierboven als geheel moet worden aangemerkt als tegenprestatie voor een aan btw onderworpen dienst, is de belastbaarheid van deze dienst op grond van de btw-richtlijn dan dermate duidelijk en onvoorwaardelijk dat er op verzoek van de belastingplichtige rechtstreekse werking aan moet worden toegekend, ook al geldt er volgens de nationale btw-wet een vrijstelling voor zowel het verstrekken van leningen als het verstrekken van andere vormen van financiering?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).