Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 februari 2013 door Cornelia Trentea tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2012 in zaak F-112/10, Trentea / FRA

(Zaak T-107/13 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij: Cornelia Trentea (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Andere partij in de procedure: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

-    het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2012 in zaak F-112/10 te vernietigen;

-    dientengevolge, nietig te verklaren het besluit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van 5 juni 2010 waarbij rekwirantes sollicitatie naar een post is afgewezen (ref. TA-ADMIN-AST 4-2009) en van het besluit om een andere sollicitant in die post aan te stellen; het FRA te veroordelen tot vergoeding van rekwirantes materiële schade bestaande in het verschil tussen haar huidige salaris en het salaris van de rang AST 4, tot aan de pensioenleeftijd en met inbegrip van alle toelagen en vergoedingen alsmede van een compensatie voor de pensioenrechten; het FRA te veroordelen tot vergoeding van rekwirantes immateriële schade welke ex aequo et bono op 10 000 EUR wordt begroot; en

-    het FRA te verwijzen in de kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vijf middelen aan.

1.    Eerste middel: schending van de regels voor de ontvankelijkheid van middelen: ontvankelijkheid van de ter terechtzitting in eerste aanleg aangevoerde middelen over het feit dat in het selectiecomité geen vertegenwoordiger van het personeelscomité was opgenomen - schending door de rechters in eerste aanleg van de motiveringsplicht. Volgens rekwirante heeft het GVA zich schuldig gemaakt aan schending van artikel 43, lid 1, van zijn Reglement voor de procesvoering door geen rekening te houden met het feit dat de betrokken middelen gebaseerd waren op stukken en informatie die FRA pas tijdens de procedure voor het GVA had overgelegd. Voorts heeft het GVA niet erkend dat de betrokken middelen ontvankelijk moeten worden geacht, omdat zij nauw verband hielden met andere grieven die tijdens de schriftelijke behandeling naar voren waren gebracht. Ten slotte heeft het GVA ten onrechte geoordeeld, zonder enige motivering, dat het middel geen middel vormde dat het ambtshalve kan opwerpen.

2.    Tweede middel: een feitelijke onjuistheid met betrekking tot de schriftelijke toetsen die tot gevolg heeft dat het GVA het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden en het bewijs verkeerd heeft opgevat. Rekwirante stelt dat het GVA een fout heeft gemaakt bij zijn oordeel dat niet was aangetoond noch was gesteld dat de in de schriftelijke toetsen gestelde vragen voor alle kandidaten dezelfde waren, aangezien verweerder dit in zijn verweerschrift heeft bevestigd. Deze onjuistheid is van invloed op zijn oordeel in rechte, aangezien het beginsel van gelijke behandeling verlangt dat schriftelijke toetsen op hetzelfde ogenblik voor alle kandidaten worden gehouden, en niet op verschillende dagen zoals het geval is geweest bij rekwirantes selectieprocedure. Bovendien hebben de rechters in eerste aanleg haar grieven betreffende het gebrek aan anonimiteit van de schriftelijke toetsen afgewezen, alleen op basis van een door rekwirante betwiste stelling van FRA.

3.    Derde middel: onregelmatige samenstelling van het selectiecomité, verkeerde opvatting van het bewijs en schending door het GVA van zijn motiveringsplicht. Rekwirante is van mening dat het GVA van een verkeerde rechtsopvatting is uitgegaan en het bewijs verkeerd heeft opgevat toen het zonder enige verdere motivering oordeelde dat het hoofd van de afdeling administratie van FRA en de financieel manager van FRA grondige kennis en ervaring op het gebied van de inkoop hadden, gebaseerd op door rekwirante betwiste stellingen van FRA. Dit gebrek aan deskundigheid heeft eveneens invloed gehad op de uitkomst van de selectie.

4.    Vierde middel: schending van de motiveringsplicht, onredelijke termijn voor het wijzen van het vonnis. Volgens rekwirante zijn de rechters in eerste aanleg van een verkeerde rechtsopvatting uitgegaan, door te oordelen dat verweerder aan zijn motiveringsplicht had voldaan, aangezien rekwirante tot de procedure in eerste aanleg niet wist welke criteria waren gebruikt voor de beoordeling van haar sollicitatie, haar niet was meegedeeld aan welke kwalificaties zij niet voldeed en zij pas ter terechtzitting een specifieke uitsplitsing van de globale punten heeft gekregen. Het GVA heeft zich ook ten onrechte gebaseerd op een document dat verweerder ter terechtzitting had overgelegd om te oordelen dat verweerder had voldaan aan zijn motiveringsplicht, zonder dat enige uitzonderlijke omstandigheden zijn aangevoerd. Indien rekwirante, zoals zij had gevraagd, dit document tijdens de administratieve fase had ontvangen, zou zij beter in staat zijn geweest om te begrijpen waarom zij niet was geselecteerd en had zij dit besluit op een doeltreffender wijze kunnen betwisten. Bovendien zou de lengte van de procedure voor het GVA redelijker zijn geweest.

5.    Vijfde middel: schending van de artikelen 87, lid 2, en 88 van het Reglement voor de procesvoering van het GVA betreffende de kosten, schending van de motiveringsplicht. Rekwirante stelt dat het GVA haar ten onrechte in haar eigen en in verweerders kosten heeft verwezen.

____________