Language of document :

Beroep ingesteld op 8 maart 2024 – CW/Europol en Eurojust

(Zaak T-148/24)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: CW (vertegenwoordiger: J. Reisinger, advocaat)

Verwerende partijen: Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

overeenkomstig artikel 268 VWEU, gelezen in samenhang met artikel 340 VWEU, een schadevergoeding toe te kennen ten bedrage van 10 000 EUR voor de schade die is geleden door de Overeenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam Frankrijk – Nederland ondertekend op 10 april 2020 en de daarmee samenhangende handelingen van Europol en Eurojust;

verweerders te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep tegen de handelingen van Europol en Eurojust in het kader van de operatie EncroChat voert de verzoekende partij drie middelen aan.

Eerste middel: persoonsgegevens zijn onrechtmatig en disproportioneel verkregen en verwerkt.

Bij het verkrijgen en verwerken (met name het bewaren, analyseren en verspreiden van EncroChat-data zijn de fundamentele mensenrechten van de gebruikers, waaronder die van verzoeker, geschonden. In het bijzonder zijn de artikelen 18, 28 en 38 van verordening 2016/7941 , de artikelen 9, 26 en 27 van verordening 2018/17272 en de artikelen 71 en 72 van verordening 2018/17253 geschonden.

De artikelen 7, 8, en 10 tot en met 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), gelezen in samenhang met de artikelen 51 en 52 ervan, zijn geschonden, evenals artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).

Verzoeker meent schade te hebben geleden omdat het niet noodzakelijk noch proportioneel was om alle EncroChat-gebruikers te hacken in plaats van gerichte en geïndividualiseerde actie te ondernemen. Voorts is hiervoor vooraf noch achteraf een rechtvaardiging gegeven.

Tweede middel: de mogelijkheid om de bruikbaarheid van het bewijs in strafzaken te toetsen ontbreekt, althans het ontbreekt aan formele en materiële waarborgen.

De verzoekende partij is van mening dat de EncroChat-data, waaronder de persoonsgegevens van verzoeker, gezien het doel om deze data te gebruiken in strafzaken, niet adequaat zijn verkregen en verwerkt. Hierdoor zijn de bepalingen onder het eerste middel geschonden, alsmede artikel 28 van verordening 2016/794, artikel 71 en 74 van verordening 2018/1725, de artikelen 47 en 48 van het Handvest, artikel 6 EVRM en de artikelen 14 en 15 IVBPR.

Derde middel: geen passende beveiliging bij de verkrijging en verwerking van de EncroChat-data.

De verzoekende partij is van mening dat er redelijkerwijs geen sprake kan zijn van een passende beveiliging zoals bepaald door de bovengenoemde verordeningen, gezien de aard, omvang en de complexiteit van de verkregen gegevens. Voorts meent de verzoekende partij dat de verwerkingsverantwoordelijke het effect van de beoogde verwerking moet beoordelen. Het is niet duidelijk of dat is gebeurd. Blijkt dat niet zo te zijn, dan kan dat voor bijkomende schade hebben gezorgd.

____________

1     Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB 2016, L 135, blz. 53).

1     Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB 2018, L 295, blz. 138).

1     Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door instellingen, organen, en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 45/2001 en besluit nr. 1247/2002/EG (PB 2018, L 295, blz. 39).