Language of document : ECLI:EU:T:2014:938

Zaak T‑399/11

Banco Santander, SA

en

Santusa Holding, SL

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Bepalingen inzake vennootschapsbelasting op grond waarvan ondernemingen met fiscale woonplaats in Spanje de goodwill uit de verwerving van deelnemingen in ondernemingen met fiscale woonplaats in het buitenland kunnen afschrijven – Besluit waarbij die regeling wordt aangemerkt als staatssteun, die steun onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt en terugvordering ervan wordt gelast – Begrip staatssteun – Selectief karakter – Aanwijzing van een groep ondernemingen die door de maatregel worden begunstigd – Geen – Schending van artikel 107, lid 1, VWEU”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer - uitgebreid) van 7 november 2014

1.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Belastingverlagende maatregel – Beoordelingscriteria

(Art. 107, lid 1, VWEU)

2.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Afwijking van het algemeen belastingstelsel – Onderscheid tussen ondernemingen die zich in een vergelijkbare feitelijke en juridische situatie bevinden – Omvang van de bewijslast

(Art. 107, lid 1, VWEU)

3.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Beoordeling gebaseerd op de selectiviteit van de ingevoerde rechtsregeling zonder dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de maatregel – Daarvan uitgesloten

(Art. 107, lid 1, VWEU)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Afwijking van het algemeen belastingstelsel – Beoordeling op basis van een vergelijking met andere ondernemingen uit dezelfde lidstaat en niet met ondernemingen uit andere lidstaten

(Art. 107, lid 1, VWEU)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat een steunregeling onverenigbaar is met de interne markt – Beroep ingesteld door een onderneming die begunstigde is van uit hoofde van deze regeling toegekende individuele steun die moet worden teruggevorderd – Ontvankelijkheid – Gevolgen van het ontbreken van conclusies strekkende tot nietigverklaring van de rechtsgrondslag van het besluit – Geen

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 37)

2.      Op grond van het criterium inzake de selectiviteit van een maatregel kan een onderscheid worden gemaakt tussen staatssteun en algemene maatregelen van fiscaal of economisch beleid die door de lidstaten worden toegepast. Wil aan de selectiviteitsvoorwaarde zijn voldaan, moet bijgevolg in alle gevallen een groep ondernemingen worden aangewezen die als enige door de betrokken maatregel worden bevoordeeld.

In dat verband moet overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU worden vastgesteld of een nationale maatregel binnen het kader van een bepaalde rechtsregeling bepaalde ondernemingen of bepaalde producties kan begunstigen ten opzichte van andere die, gelet op de doelstelling van de betrokken regeling, in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie verkeren. Wanneer mogelijkerwijs álle ondernemingen in aanmerking komen voor de betrokken maatregel – hoewel deze een afwijking van de algemene of „normale” belastingregeling vormt – is een vergelijking, in het licht van het met die regeling beoogde doel, van de feitelijke en juridische situatie van ondernemingen die van de maatregel kunnen profiteren met die van ondernemingen die er niet voor in aanmerking komen, echter niet mogelijk. In een dergelijk geval kan de selectiviteit van die maatregel dus niet volgen uit de enkele vaststelling dat een afwijking van de algemene of normale belastingregeling is ingevoerd.

Voorts staat het aan de Commissie aan te tonen dat een maatregel een onderscheid maakt tussen ondernemingen die zich ten aanzien van het beoogde doel in een vergelijkbare feitelijke en juridische situatie bevinden.

(cf. punten 38, 47‑50)

3.      Het feit dat een belastingmaatregel selectief is in die zin dat hij slechts aan bepaalde groepen ondernemingen, die bepaalde investeringen in het buitenland doen, ten goede komt, kan niet aantonen dat die maatregel selectief is. Artikel 107, lid 1, VWEU maakt namelijk een onderscheid naar de gevolgen van de maatregelen van de staten. Het is dus op basis van de gevolgen ervan dat moet worden beoordeeld of de betrokken maatregel staatssteun vormt, met name omdat hij een selectief karakter heeft. Wanneer een belastingmaatregel als een selectieve maatregel wordt aangemerkt zonder dat eerst de gevolgen ervan zijn onderzocht, kan dat leiden tot de vaststelling dat er sprake is van een selectieve belastingmaatregel zodra de toekenning ervan afhankelijk wordt gesteld van bepaalde voorwaarden, hoewel de begunstigde ondernemingen geen gemeenschappelijke eigen kenmerken vertonen op basis waarvan zij kunnen worden onderscheiden van andere ondernemingen, behalve dan het feit dat zij kunnen voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van de maatregel.

(cf. punten 67‑69, 72)

4.      De in artikel 107, lid 1, VWEU genoemde selectiviteitsvoorwaarde kan slechts worden beoordeeld op het niveau van één enkele lidstaat, waarbij uitsluitend het verschil in behandeling tussen de ondernemingen of producties van die staat wordt onderzocht.

Bijgevolg is het feit dat een maatregel ondernemingen die in een lidstaat belastingplichtig zijn, begunstigt ten opzichte van ondernemingen die in andere lidstaten belastingplichtig zijn, met name omdat hij het voor ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd gemakkelijker maakt om deelnemingen te verwerven in het kapitaal van in het buitenland gevestigde ondernemingen, zonder invloed op het onderzoek naar het selectiviteitscriterium.

(cf. punten 75, 76)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 90‑92)