Language of document :

Mededeling in het PB

 

    

Beroep, op 14 mei 2002 ingesteld door VVG International Handelsgesellschaft mbH, VVG (International) Limited en Metalsivas Metallwarenhandelsgesellschaft mbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-155/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 14 mei 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door VVG International Handelsgesellschaft mbH, te Salsburg (Oostenrijk), VVG (International) Limited, te Gibraltar, en Metalsivas Metallwarenhandelsgesellschaft mbH, te Wenen (Oostenrijk), vertegenwoordigd door W. Schuler, advocaat.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

(verordening (EG) nr. 560/2002 van de Commissie van 27 maart 20021 nietig te verklaren en verweerster te verwijzen in verzoeksters' kosten;

(subsidiair, de opneming van productnummer 4, "warmgewalste platte producten, gelegeerd", in de in de bestreden verordening bedoelde opsomming van 15 betrokken producten nietig te verklaren;

(subsidiair, het contingent voor "warmgewalste platte producten, gelegeerd" op 468 000 ton (import 2001) te brengen;

(subsidiair, het contingent voor "warmgewalste platte producten, gelegeerd" op 118 916 ton te brengen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters houden zich bezig met de import van staalproducten als bedoeld in de bestreden verordening. Bij deze verordening is voor de import in de Gemeenschap van 15 producten een tariefcontingent geopend. Voor de invoer van de desbetreffende producten die de betrokken tariefcontingenten overschrijden, is een aanvullend invoerrecht verschuldigd.

Verzoeksters stellen, dat de vastgestelde tariefcontingenten, inzonderheid voor de producten van groep 4, niet met de considerans van de verordening in overeenstemming zijn. Alleen bij groep 4 is het contingent te laag, namelijk met een hoeveelheid van 95 129 ton. Ten onrechte komen de vastgestelde tariefcontingenten niet overeen met de in de verordening zelf vastgestelde doelstellingen en met de daarin opgenomen berekeningsformule voor de tariefcontingenten.

Verder stellen verzoeksters, dat de verordening ontoereikend is gemotiveerd, nu in de motivering niet is ingegaan op de belangen van alle betrokken marktdeelnemers. Niet is gepreciseerd waarom alleen met de vastgestelde maatregel het beoogde doel kan worden bereikt, waarom alleen de belangen van de producenten in de Gemeenschap moeten worden beschermd, terwijl de belangen van alle andere marktdeelnemers buiten beschouwing blijven, en waarom de bij de verordening vastgestelde maatregelen onmiddellijk en zonder overgangstermijn moeten worden vastgesteld. Al deze motiveringsgebreken vormen een schending van een wezenlijk vormvereiste, die de ongeldigheid van de bestreden verordening teweegbrengt.

Verder stellen verzoeksters, dat de verordening andere doelstellingen nastreeft dan in de motivering is uiteengezet, en dat de Commissie de haar toegekende bevoegdheid heeft misbruikt. Dat een ander doel is nagestreefd, blijkt met name uit de miskenning van het gestelde doel van "het huidige invoerniveau plus 10 %".

Bovendien heeft de Commissie gehandeld in strijd met primaire en secundaire communautaire bepalingen, het gelijkheidsbeginsel, en de WTO-Overeenkomst.

____________

1 - (Verordening (EG) nr. 560/2002 van de Commissie van 27 maart 2002 tot instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten (PB L 85, blz. 1).