Language of document :

Beroep ingesteld op 28 juli 2011 - Maharishi Foundation / BHIM (TRANSCENDENTAL MEDITATION)

(Zaak T-412/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Maharishi Foundation Ltd (St. Helier, Jersey) (vertegenwoordiger: A. Meijboom, lawyer)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

-    de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 24 maart 2011 in zaak R 1293/2010-2 te vernietigen;

-    verweerder in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: het woordmerk "TRANSCENDANTAL MEDITATION" voor goederen en diensten van de klassen 16, 41, 44 en 45 - gemeenschapsmerkaanvraag nr. 8246647

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag voor een deel van de goederen en diensten

Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van het beroep en verwijzing van de zaak naar de onderzoeksafdeling voor nader onderzoek

Aangevoerde middelen: Verzoekster voert vier middelen aan: (i) schending van de artikelen 75 en 7, lid 1, sub a, van verordening nr. 207/2009 van de Raad, daar de kamer van beroep niet uitdrukkelijk heeft beslist op basis van artikel 7, lid 1, sub a, van voormelde verordening, maar niettemin heeft overwogen dat het merk "TRANSCENDANTAL MEDITATION" generiek is; (ii) schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009, daar de kamer van beroep ten onrechte heeft beslist dat het merk ieder onderscheidend vermogen mist; (iii) schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009, daar de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het merk uitsluitend bestaat uit aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van de goederen of diensten waarvoor verzoekster het merk heeft aangevraagd; (iv) schending van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009, daar de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat het merk niet als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen voor de waren of diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd.

____________