Language of document :

Beroep ingesteld op 12 juni 2012 - Schenker / Commissie

(Zaak T-265/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Schenker Ltd (Feltham, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: F. Montag en B. Kacholdt, lawyers, D. Colgan en T. Morgan, solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

artikel 1, lid 1, sub a, van de beschikking van de Europese Commissie van 28 maart 2012 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.462 - Vrachtvervoer) nietig te verklaren;

de bij artikel 2, lid 1, sub a, van de bestreden beschikking opgelegde geldboete in te trekken of, subsidiair, het bedrag ervan te verlagen; en

de Commissie te verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zeven middelen aan.

De Commissie heeft verzoeksters rechten van verdediging, alsook het recht op een eerlijk proces en het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden, doordat zij haar onderzoek niet heeft beëindigd toen zij kennis kreeg van het feit dat het door Cleary Gottlieb Steen & Hamilton LLP namens Deutsche Post AG aangevoerde bewijs was aangetast door diverse schendingen van het recht.

De Commissie heeft haar bevoegdheid overschreden doordat zij de bestreden beschikking heeft vastgesteld, hoewel zij dat op grond van verordening nr. 141/1962 van de Raad2 niet mocht doen.

De Commissie heeft artikel 101, lid 1, VWEU, alsook de artikelen 4 en 7 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad4 geschonden, door vast te stellen dat was voldaan aan het criterium van het merkbaar effect op de handel tussen de lidstaten.

De Commissie heeft de artikelen 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU, artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de artikelen 4, 7 en 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 van de Raad alsook de beginselen van persoonlijke aansprakelijkheid en behoorlijk bestuur geschonden door verzoekster aansprakelijk te stellen voor het gedrag van BAX Global Ltd. (UK) en door enkel verzoekster te beboeten voor dat gedrag, hoewel BAX Global Ltd. (UK) de dochtermaatschappij was van een andere onderneming die onder leiding van The Brink's Company stond gedurende de volledige periode waarin de gedraging zich heeft voorgedaan, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, sub a, van de bestreden beschikking.

De Commissie heeft de artikelen 23 en 27 van verordening nr. 1/2003 van de Raad, verzoeksters rechten van verdediging, de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten, het beginsel dat de straf evenredig moet zijn aan het strafbaar feit, alsook het beginsel van behoorlijk bestuur, het beginsel "nulla poena sine culpa" (geen straf zonder schuld) en het evenredigheidbeginsel geschonden en bovendien een kennelijke beoordelingsfout begaan, door het bedrag van de geldboete vast te stellen op basis van een omzet die hoger lag dan het theoretische maximumbedrag dat door het in artikel 1, lid 1, sub a, van de bestreden beschikking gedefinieerde gedrag kon zijn gegenereerd.

De Commissie heeft artikel 23 van verordening nr. 1/2003 van de Raad, de clementieregeling en het beginsel van gelijke behandeling geschonden, en een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij de vaststelling van het percentage waarmee het bedrag van de aan verzoekster opgelegde geldboete werd verlaagd.

De Commissie heeft artikel 23 van verordening nr. 1/2003 van de Raad en het beginsel van gelijke behandeling geschonden en een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te weigeren om op grond van de mededeling inzake schikkingen besprekingen omtrent een schikking op te starten.

____________

1 - Verordening nr. 141 van de Raad van 26 november 1962 houdende niet-toepassing op de vervoersector van verordening nr. 17 van de Raad (PB 124, blz. 2751).

2 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).

3 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).

4 - Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2006, C 298, blz. 17).

5 - Mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB 2008, C 167, blz. 1).