Language of document :

Beroep ingesteld op 13 juni 2011 - Eurallumina / Commissie

(Zaak T-308/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Eurallumina SpA (Portoscuso, Italië) (vertegenwoordiger: V. Leone, avvocato)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

primair, de bestreden beschikking op alle onderdelen nietig verklaren voor zover zij Eurallumina betreft;

subsidiair, artikel 2 van de bestreden beschikking, betreffende de maatregel krachtens decreet 2004, en, bijgevolg, artikel 3 van de bestreden beschikking, betreffende het bevel om de steun van Eurallumina terug te vorderen, nietig verklaren;

meer subsidiair, artikel 3 van de bestreden beschikking, betreffende het bevel om de steun van Eurallumina terug te vorderen, nietig verklaren;

hoe dan ook, de Commissie in de kosten verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van de bestreden beschikking, die:

de maatregel vervat in artikel 1 van decreto del Presidente del Consiglio dei ministri nr.14042 van 6 februari 2004 (hierna: "Decreto 2004") en in de besluiten van de Autorità per l'Energia Elettrica e il Gas (hierna: "AEEG") ter uitvoering daarvan (hierna, samen: "maatregel krachtens Decreto 2004"), kwalificeert als onrechtmatige nieuwe en onverenigbare steun en terugvordering gelast;

de door Italië aangemelde maatregel vervat in artikel 11, lid 12, van Legge nr. 80 van 14 mei 2005, geconverteerd in decreto-legge nr. 35 van 14 maart 2005 (hierna: "Legge 80/2005"), en in de besluiten van de AEEG ter uitvoering daarvan (hierna, samen: "maatregel krachtens Legge 80/2005"), kwalificeert als onrechtmatige nieuwe en onverenigbare steun.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan:

1.    Eerste middel: schending van het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

De Commissie heeft volgens verzoekster de twee bovengenoemde maatregelen, die, gezien hun objectieve verschil wat betreft de rechtsgrondslag, de geadresseerden en het compensatiemechanisme, afzonderlijk hadden moeten worden onderzocht, ten onrechte samen beoordeeld. Daardoor overlappen de argumenten van de Commissie elkaar en is het verweer bemoeilijkt.

2.    Tweede middel: schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU met betrekking tot het begrip staatssteun.

De Commissie heeft de twee maatregelen ten onrechte als staatssteun beschouwd. Geen van beide voldoet aan de vereisten inzake een voordeel ten opzichte van de normale marktvoorwaarden dat de mededinging dreigt te vervalsen en inzake de beënvloeding van het communautaire handelsverkeer. Meer in het bijzonder:

verleent de maatregel krachtens Decreto 2004 geen enkel voordeel, daar zij slechts in het verlengde ligt van de maatregel waarvan de Commissie in de zaak Alumix1 reeds had vastgesteld dat van steun geen sprake was. Daarin heeft de Commissie uitgesloten dat het door Alumix toegepaste elektriciteitstarief haar een voordeel opleverde. Voorts kan de maatregel krachtens Decreto 2004 - wat Eurallumi betreft - het communautaire handelsverkeer niet beïnvloeden, omdat de markt voor aluminiumoxide deficitair is in de Europese Unie en een eventuele vermindering van de capaciteit ervan niet zou worden gecompenseerd door een toename van de exporten van de ondernemers in andere lidstaten die reeds hun volle capaciteit gebruiken;

verleent de maatregel krachtens Legge 80/2005 geen voordeel ten opzichte van de normale marktvoorwaarden omdat, gelet op de anomalieën op de energiemarkt in Italië - vooral op Sardinië, waar de elektriciteitsprijs kunstmatig hoog wordt gehouden wegens het ontbreken van een koppeling aan het vasteland - , de verwijzing naar de prijs die op Europees niveau op de beurzen wordt gevormd aanvaardbaar is om het toegepaste tarief te beschouwen als "markt"tarief voor de activiteiten van de begunstigden. Voor het communautaire handelsverkeer gelden dezelfde overwegingen als met betrekking tot de maatregel krachtens Decreto 2004.

3.    Derde middel: schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 3, VWEU, met betrekking tot de afwijking ten behoeve van steun voor regionale doeleinden in de zin van het bepaalde sub a.

Volgens verzoekster heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat de twee maatregelen niet toelaatbaar zijn als steun voor regionale doeleinden, meer in het bijzonder in de volgende opzichten:

van een regionaal nadeel is nog sprake omdat Sardinië niet aan het vasteland is gekoppeld, waardoor de energievoorziening van de begunstigden nadelig is, en doordat de "energievretende" begunstigden de kern van de productiestructuur van het eiland vormen, die bepalend is voor de werkgelegenheidsniveaus;

de betrokken maatregelen zijn evenredig en passend om dat nadeel op te heffen, daar het gaat om overgangsmaatregelen ter voorkoming dat de begunstigden in afwachting van een oplossing voor de structureel nadelige situatie vertrekken, door initiatieven die reeds zijn genomen en - thans - worden afgerond door de Italiaanse Staat, waarmee voldoende capaciteit wordt gecreëerd om Sardinië aan het vasteland te koppelen, en door specifieke investeringen ter verbetering van de doeltreffendheid, waartoe de ondernemingen zelf zich hebben verbonden;

de twee maatregelen zijn tijdelijk en de facto degressief.

4.    Vierde middel: schending van fundamentele vormvoorschriften - gebrek aan motivering.

Volgens verzoekster heeft de Commissie de beschikking ontoereikend gemotiveerd, meer in het bijzonder met betrekking tot de volgende aspecten:

het verschil tussen de maatregel krachtens Decreto 2004 en de maatregel waarop de Alumix-beschikking betrekking had;

het element van de potentiële verstoring van de mededinging en de invloed op de tussenstaatse handel;

de evenredigheid van de maatregel krachtens Decreto 2004.

Vijfde middel: onjuiste beoordeling met betrekking tot de omstandigheden die het gewettigd vertrouwen rechtvaardigen.

De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die een gewettigd vertrouwen - van Eurallumina - dat de maatregel krachtens Decreto 2004 geen steunmaatregel was, rechtvaardigden.

____________

1 - Bekendgemaakt in PB C 288, blz. 4, van 1.10.1996