Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 september 2008 in zaak F-135/07, Smadja / Commissie

(Zaak T-513/08 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: K. Herrmann en D. Martin, gemachtigden)

Andere partij bij de procedure: Daniele Smadja (New Delhi, India)

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 september 2008 in zaak F-135/07 vernietigen;

het door Smadja ingestelde beroep verwerpen;

beslissen dat elke partij haar eigen kosten van deze procedure en van die voor het Gerecht voor ambtenarenzaken zal dragen.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vraagt de Commissie om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 september 2008 in de zaak Smadja/Commissie, F-135/07, waarbij dat Gerecht nietig heeft verklaard het besluit van de Commissie van 21 december 2006 waarbij verzoekster in eerste aanleg na het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 29 september 2005 in de zaak T-218/02, Napoli Buzzanca/Commissie, is ingedeeld in de rang A*15, salaristrap 1.

Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie één middel aan, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van het evenredigheidsbeginsel.

In het kader van de drie onderdelen van dit middel betoogt de Commissie:

er kan geen beroep worden gedaan op het evenredigheidsbeginsel wanneer statutaire bepalingen zoals de artikelen 3 en 4 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen de Commissie verbieden om aanstellingsbesluiten met terugwerkende kracht vast te stellen;

het evenredigheidsbeginsel kan niet tot gevolg hebben dat het gezag van gewijsde van een arrest van het Gerecht van eerste aanleg wordt ontkend;

er kan geen beroep worden gedaan op het evenredigheidsbeginsel wanneer statutaire bepalingen zoals artikel 5, lid 5, van bijlage XIII gelezen in samenhang met artikel 46, lid 1, sub a, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in casu een indeling in een hogere salaristrap dan salaristrap 1 uitsluit.

____________