Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (Civil Division) (England and Wales) (Verenigd Koninkrijk) op 7 november 2008 - Maria Teixeria / London Borough of Lambeth, Secretary of State for the Home Department

(Zaak C-480/08)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal (Civil Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Maria Teixeria

Verwerende partij: London Borough of Lambeth, Secretary of State for the Home Department

Prejudiciële vragen

Onder omstandigheden waarin (i) een burger van de Europese Unie naar het Verenigd Koninkrijk is gekomen, (ii) deze burger van de Unie gedurende bepaalde perioden in het Verenigd Koninkrijk werkzaam was, (iii) de burger van de Unie ophield arbeid te verrichten maar niet uit het Verenigd Koninkrijk is vertrokken, (iv) de burger van de Unie haar status als werknemer niet behouden heeft, geen verblijfsrecht heeft volgens artikel 7 van richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad en geen duurzaam verblijfsrecht volgens artikel 16 daarvan, (v) het kind van de burger van de Unie onderwijs is gaan volgen op een tijdstip waarop deze burger geen werknemer was, maar het kind onderwijs in het Verenigd Koninkrijk bleef volgen gedurende de perioden waarin deze burger daar wel werkte, (vi) de burger van de Unie de daadwerkelijke verzorger is van het kind, (vii) de burger van de Unie en haar kind niet over toereikende middelen van bestaan beschikken:

heeft de burger van de Unie dan alleen een verblijfsrecht in het Verenigd Koninkrijk indien zij voldoet aan de voorwaarden van richtlijn 2004/38(1) van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden,

of

(a)    heeft de burger van de Unie een verblijfsrecht als uitvloeisel van artikel 12 van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968(2) betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, zonder dat zij hoeft te voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2004/38, en

(b)    zo ja, moet zij dan over voldoende middelen beschikken om tijdens de voorgenomen verblijfsduur niet ten laste te komen van het sociale bijstandsstelsel van het gastland, en over een verzekering die de ziektekosten in het gastland volledig dekt?

(c)    zo ja, moet het kind dan voor het eerst onderwijs zijn gaan volgen op een tijdstip waarop de burger van de Unie werknemer was om een verblijfsrecht te hebben op grond van verordening nr. 1612/68, zoals uitgelegd door het Hof, of volstaat het dat de burger van de Unie werknemer is geweest op enig tijdstip nadat het kind onderwijs is gaan volgen?

(d)    gaat het verblijfsrecht van een burger van de Unie als daadwerkelijke verzorger van een kind dat onderwijs volgt, teniet wanneer dit kind de leeftijd van 18 jaar bereikt?

Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, maakt het dan verschil of, zoals in het onderhavige geval, het kind onderwijs is gaan volgen vóór de datum waarop richtlijn 2004/38 door de lidstaten moest zijn uitgevoerd, maar de moeder het kind niet daadwerkelijk verzorgde en geen beroep deed op deze daadwerkelijke verzorging ter fundering van haar verblijfsrecht tot maart 2007, dat wil zeggen na de datum waarop de richtlijn moest zijn uitgevoerd?

____________

1 - ) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (Voor de EER relevante tekst) (PB L 158, blz. 77).

2 - ) Verordening (EEG) nr. 1612/68, van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2).