Language of document :

Beroep ingesteld op 22 juni 2006 - Laytoncrest / BHIM - Erico (TRENTON)

(Zaak T-171/06)

Taal van het verzoekschrift: Grieks

Partijen

Verzoekster: Laytoncrest Limited (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: N. K. Dontas, advocaat)

Verweerder: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Erico International Corporation (vertegenwoordigers: Gille Hrabal Struck Neidlein Prop Roos, Düsseldorf, Duitsland)

Conclusies van verzoekster

de beslissing van de tweede kamer van beroep van 26 april 2006 in zaak R-406/2004-2 te vernietigen;

de zaak voor een beslissing ten gronde terug te verwijzen naar de kamers van beroep van het BHIM;

het BHIM en de eventueel interveniërende vennootschap Erico International Corporation te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster.

Betrokken gemeenschapsmerk: het woordmerk TRENTON voor producten van de klassen 7, 9 en 11 - aanvraag nr. 2 298 438.

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Erico International Corporation.

Oppositiemerk of -teken: het woordmerk LENTON voor producten van de klassen 6 en 7.

Beslissing van de oppositieafdeling: de oppositie wordt verworpen. Opposante wordt verwezen in de kosten van de procedure.

Beslissing van de kamer van beroep: de oppositie- en beroepsprocedures worden gesloten verklaard wegens stilzwijgende intrekking door verzoekster van de aanvraag tot inschrijving van het betrokken merk.

Aangevoerde middelen: Schending van de artikelen 44 en 61, lid 1, van verordening nr. 40/94 van de Raad alsook van regel 50, lid 1, van uitvoeringsverordening nr. 2868/95 van de Commissie. Verzoekster voert enerzijds aan, dat in de bestreden beslissing ten onrechte is geoordeeld dat haar afwezigheid bij de oppositie- en beroepsprocedures gelijkstond met de intrekking van haar aanvraag om inschrijving van het betrokken merk, en wijst er anderzijds op, dat de kamer van beroep, ondanks het ontbreken van opmerkingen van verzoekster, verplicht was de procedure voort te zetten en ten gronde uitspraak te doen.

Schending van het fundamentele beginsel van de eerbiediging van het recht van verweer en hoor en wederhoor, zoals dat voortvloeit uit artikel 73 van verordening nr. 40/94 en artikel 54 van uitvoeringsverordening nr. 2868/95, volgens welke de kamer van beroep verplicht was verzoekster in de gelegenheid te stellen om haar standpunt te bepalen, alvorens in haar nadeel te beslissen.

Schending van artikel 74, lid 1, van verordening nr. 40/94. Verzoekster betoogt, dat de kamer van beroep met overschrijding en misbruik van bevoegdheid heeft geoordeeld dat haar gehele aanvraag tot inschrijving stilzwijgend was ingetrokken.

____________