Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 november 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Koblenz - Duitsland) – Deutsche Lufthansa AG / Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH

(Zaak C-284/12)1

(Staatssteun – Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU – Door openbaar bedrijf dat luchthaven exploiteert aan goedkope luchtvaartmaatschappij toegekende voordelen – Besluit tot inleiding van formele onderzoeksprocedure ten aanzien van die maatregel – Verplichting voor rechterlijke instanties van lidstaten zich te voegen naar door Commissie in dat besluit verrichte beoordeling inzake bestaan staatssteun)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Koblenz

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Deutsche Lufthansa AG

Verwerende partij: Flughafen Frankfurt-Hahn GmbH

in tegenwoordigheid van: Ryanair Ltd

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Oberlandesgericht Koblenz – Uitlegging van de artikelen 107, lid 1, VWEU en 108, lid 3, VWEU en van artikel 2, sub b-i, van richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (PB L 318, blz. 17) – Staatssteun – Door een openbaar bedrijf dat een luchthaven exploiteert aan een goedkope luchtvaartmaatschappij toegekende voordelen – Besluit van de Commissie om deze steun formeel te onderzoeken – Eventuele verplichting voor de rechterlijke instanties van de lidstaten om zich te richten naar de beoordeling van de Commissie inzake het selectieve karakter van deze steun

Dictum

Wanneer de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU de in lid 2 van dat artikel vastgestelde formele onderzoeksprocedure heeft geopend ten aanzien van een niet-aangemelde steunmaatregel die reeds ten uitvoer wordt gebracht, is een nationale rechterlijke instantie waarbij een procedure tot staking van de uitvoering van deze maatregel en tot terugvordering van de reeds gedane betalingen is ingeleid, gehouden om alle noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde de consequenties te verbinden aan een eventuele niet-nakoming van de verplichting tot opschorting van de uitvoering van die maatregel.

Daartoe kan de nationale rechterlijke instantie besluiten om de uitvoering van de betrokken maatregel op te schorten en de terugvordering van de reeds verrichte gedane betalingen te gelasten. Zij kan ook besluiten om voorlopige maatregelen te gelasten teneinde enerzijds de belangen van de betrokken partijen te beschermen en anderzijds het nuttige effect van het besluit van de Europese Commissie tot opening van de formele onderzoeksprocedure te verzekeren.

Wanneer de nationale rechterlijke instantie twijfels heeft over de vraag of de betrokken maatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU dan wel over de geldigheid of de uitlegging van het besluit tot opening van de formele onderzoeksprocedure, kan zij de Europese Commissie enerzijds om verduidelijkingen verzoeken en kan of moet zij anderzijds overeenkomstig artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie stellen.

____________

____________

1 PB C 273 van 8.9.2012.