Language of document : ECLI:EU:T:2007:146

Zaak T‑500/04

Commissie van de Europese Gemeenschappen

tegen

IIC Informations-Industrie Consulting GmbH

„Arbitragebeding – Bevoegdheid van Gerecht – Terugbetaling van door Gemeenschap betaald voorschot voor op gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken gefinancierde projecten – Verval van recht – Vergoedbaarheid van beweerdelijk gemaakte kosten”

Samenvatting van het arrest

1.      Begroting van de Europese Gemeenschappen – Financiële bijstand van Gemeenschap – Verplichting van ontvanger om voorwaarden voor toekenning van steun in acht te nemen

(Art. 274 EG)

2.      Begroting van de Europese Gemeenschappen – Financiële bijstand van Gemeenschap – Verplichting van ontvanger om voorwaarden voor toekenning van steun in acht te nemen

1.      Artikel 274 EG verplicht de Commissie tot een goed en gezond financieel beheer van de gemeenschapsmiddelen. In het stelsel van toekenning van communautaire financiële steun is de aanwending van deze steun onderworpen aan regels die tot gedeeltelijke of volledige terugvordering van reeds toegekende steun kunnen leiden. De ontvanger van financiële steun wiens aanvraag door de Commissie is goedgekeurd, verkrijgt daardoor dus geen definitief recht op volledige betaling, indien hij de voorwaarden waarvan de steun afhankelijk was gesteld, niet in acht neemt.

In die context kan de Gemeenschap, volgens een fundamenteel beginsel op het gebied van communautaire financiële steun, enkel steun verlenen met betrekking tot daadwerkelijk gedane uitgaven. Opdat de Commissie controle kan uitoefenen moeten derhalve de begunstigden van die steun aantonen dat de in verband met de gesubsidieerde projecten opgevoerde kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het verstrekken van betrouwbare informatie door deze begunstigden is immers van wezenlijk belang voor de goede werking van het controle‑ en bewijssysteem dat is ingevoerd om na te gaan of aan de voorwaarden voor toekenning van de steun is voldaan. Het bewijs dat een project is uitgevoerd, volstaat derhalve niet om de toekenning van specifieke steun te rechtvaardigen. De begunstigde van de steun moet bovendien het bewijs leveren dat hij de gedeclareerde kosten overeenkomstig de voor de toekenning van de betrokken steun gestelde voorwaarden heeft gemaakt. Alleen voldoende verantwoorde kosten komen voor vergoeding in aanmerking. De inachtneming van de gestelde financiële voorwaarden is zelfs een van zijn essentiële verplichtingen en is derhalve een voorwaarde voor de toekenning van communautaire financiële steun.

(cf. punten 93‑94)

2.      In het kader van een door de Commissie ingeleide procedure tot terugbetaling van voorschotten die zijn toegekend het kader van een overeenkomst waarbij communautaire financiële steun wordt verleend, kan het niet formalistisch worden geacht wanneer de Commissie erop aandringt dat de verwerende partij zich zeer nauwgezet houdt aan zijn contractuele verplichtingen inzake de uitgavenstaten en de verantwoording van de gemaakte kosten. Het staat veeleer aan de verwerende partij om aan te tonen dat deze verplichtingen tot boekhoudkundige verantwoording daadwerkelijk zijn geëerbiedigd.

Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de regels betreffende de bewijslast. Volgens deze regels staat het aan de Commissie, als verzoekende partij, om de gegrondheid van haar recht op terugbetaling aan te tonen, zodat zij op concludente wijze moet uiteenzetten – en in geval van betwisting moet bewijzen – dat haar betalingen de verschuldigde financiële bijstand hebben overschreden. De Commissie moet enkel bijdragen in de kosten die overeenkomstig de contractuele voorwaarden zijn gemaakt en die met name naar behoren zijn gestaafd. Slechts indien de verwerende partij relevante kostenstaten heeft ingediend, dient de Commissie in voorkomend geval te bewijzen dat zij de gemaakte kosten niet hoeft te vergoeden omdat de contractuele prestatie niet voldoet of de kostenstaten onjuist zijn.

(cf. punten 97‑99)