Zaak C‑474/13
Thi Ly Pham
tegen
Stadt Schweinfurt, Amt für Meldewesen und Statistik
(verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)
„Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van derdelanders die illegaal op hun grondgebied verblijven – Artikel 16, lid 1 – Bewaring met het oog op verwijdering – Bewaring in een gevangenis – Mogelijkheid om een derdelander die daarmee heeft ingestemd, samen met gewone gevangenen in bewaring te houden”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 17 juli 2014
1. Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Bewaring met het oog op verwijdering – Nationale regeling volgens welke die derdelanders in een gevangenis samen met gewone gevangenen in bewaring kunnen worden gehouden – Instemming van die derdelanders met die onderbrenging – Geen invloed
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 16, lid 1, tweede zin)
2. Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Doel
(Richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, punt 17 van de considerans en art. 1)
1. Artikel 16, lid 1, tweede zin, van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat het een lidstaat niet toestaat om een derdelander met het oog op zijn verwijdering in een gevangenis samen met gewone gevangenen in bewaring te houden, zelfs niet indien die derdelander daarmee instemt.
Uit de bewoordingen van deze bepaling blijkt immers dat zij een onvoorwaardelijke verplichting bevat om illegaal verblijvende derdelanders gescheiden te houden van de gewone gevangenen wanneer een lidstaat deze derdelanders niet in gespecialiseerde inrichtingen voor bewaring kan onderbrengen. Op die verplichting bestaat geen enkele uitzondering en zij vormt een garantie voor de eerbiediging van de rechten die de Uniewetgever in het kader van de voorwaarden voor bewaring met het oog op verwijdering in gevangenissen uitdrukkelijk heeft toegekend aan die derdelanders. In dit verband is de in artikel 16, lid 1, tweede zin, van deze richtlijn vervatte verplichting om illegaal verblijvende derdelanders gescheiden te houden van de gewone gevangenen, meer dan louter een specifieke wijze van uitvoering van de bewaring van derdelanders in gevangenissen en vormt zij een inhoudelijke voorwaarde voor deze onderbrenging, zonder welke deze in beginsel niet in overeenstemming is met die richtlijn. In deze context mag een lidstaat geen rekening houden met de wil van de betrokken derdelander.
(cf. punten 17, 19, 21‑23 en dictum)
2. Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 20)