Language of document :

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Bucureşti - Roemenië) – Cabinet de avocat UR / Administraţia Sector 3 a Finanţelor Publice prin Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Bucureşti, Administraţia Sector 3 a Finanţelor Publice, MJ, NK

(Zaak C-424/19)1

[Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2006/112/EG – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Artikel 9, lid 1 – Begrip „belastingplichtige” – Persoon die het beroep van advocaat uitoefent – Definitieve rechterlijke uitspraak – Beginsel van gezag van gewijsde – Draagwijdte van dat beginsel wanneer die uitspraak in strijd is met het Unierecht]

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curte de Apel Bucureşti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Cabinet de avocat UR

Verwerende partijen: Administraţia Sector 3 a Finanţelor Publice prin Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Bucureşti, Administraţia Sector 3 a Finanţelor Publice, MJ, NK

Dictum

Artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat een persoon die het beroep van advocaat uitoefent, moet worden beschouwd als een „belastingplichtige” in de zin van die bepaling.

Het Unierecht verzet zich ertegen dat een nationale rechter het beginsel van het gezag van gewijsde in een geschil inzake de belasting over de toegevoegde waarde (btw) toepast, wanneer dit geschil geen betrekking heeft op hetzelfde belastingtijdvak als dat welk aan de orde was in het geschil dat heeft geleid tot de rechterlijke beslissing met gezag van gewijsde, en evenmin hetzelfde voorwerp heeft als dit geschil, en de toepassing van dit beginsel eraan in de weg staat dat die rechter de regelgeving van de Unie inzake btw in aanmerking neemt.

____________

1 PB C 288 van 26.8.2019.