Language of document : ECLI:EU:F:2010:38

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

5 mei 2010

Zaak F‑48/09

Nikolaus Schopphoven

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/117/08 — Fraudebestrijding — Niet-plaatsing op reservelijst — Heronderzoek — Verloop van examens — Beoordeling — Kennelijk onjuiste beoordeling — Miskenning van aankondiging van vergelijkend onderzoek — Gelijke behandeling van kandidaten — Beginselen van transparantie en behoorlijk bestuur”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Schopphoven vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 28 april 2009 om zijn naam niet op te nemen op de reservelijst die na algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/117/08 is opgesteld, welk besluit volgt uit de brieven van het EPSO van 4 maart, 25 maart en 27 april 2009 en, ten tweede, nietigverklaring van die reservelijst.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Beroep — Bezwarend besluit — Besluit vastgesteld na heronderzoek van eerder besluit

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

2.      Ambtenaren — Vergelijkend onderzoek — Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens — Inhoud van examens

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

1.      Wanneer een kandidaat die niet is geplaatst op de reservelijst die na een vergelijkend onderzoek is opgesteld vraagt om een heronderzoek van een door een jury genomen besluit, is het besluit dat die jury na heronderzoek van de situatie van de kandidaat heeft genomen het voor hem bezwarend besluit.

(cf. punt 22)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 31 januari 2006, Giulietti/Commissie, T‑293/03, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑5 en II‑A‑2‑19, punt 27; 13 december 2006, Heus/Commissie, T‑173/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑329 en II‑A‑2‑1695, punt 19

2.      De jury van een vergelijkend onderzoek beschikt bij de beoordeling van de examens over een ruime beoordelingsvrijheid, die op basis van objectieve criteria moet worden uitgeoefend, maar niet ontsnapt aan het toezicht van de rechter, die moet kunnen nagaan of de uitoefening ervan niet gepaard is gegaan met een kennelijke fout of misbruik van bevoegdheid en of de grenzen van de beoordelingsvrijheid niet kennelijk zijn overschreden.

De jury van een vergelijkend onderzoek beschikt eveneens over een ruime beoordelingsvrijheid ten aanzien van de inhoudelijke details van de examens in het kader van een vergelijkend onderzoek en de rechter kan die inhoud slechts veroordelen wanneer deze buiten het kader van de aankondiging van vergelijkend onderzoek valt of niets gemeen heeft met de doelstellingen van het examen van het vergelijkend onderzoek. Dit geldt temeer voor het mondelinge examen, het examen ten aanzien waarvan de jury over de ruimste beoordelingsmarge beschikt.

Het staat in het kader van examens met meerkeuzevragen niet aan het Gerecht om zijn eigen correctie in de plaats van die van de jury van het vergelijkend onderzoek te stellen. Een vraag kan slechts worden afgekeurd, eventueel gelet op de daarop voorgestelde antwoorden, wanneer blijkt dat die vraag kennelijk ongeschikt was met het oog op het doel van het betrokken vergelijkend onderzoek. Dit zou met name het geval zijn wanneer uit de uitleg van de jury van het vergelijkend onderzoek blijkt dat, in tegenstelling tot de bijzondere, in die zin aan de kandidaten gegeven instructies, aan de hand van de verschillende op een vraag voorgestelde antwoorden niet het enig juiste antwoord kan worden bepaald.

(cf. punten 26 en 37)

Referentie:

Hof: 8 maart 1988, Sergio e.a./Commissie, 64/86, 71/86–73/86 en 78/86, Jurispr. blz. 1399, punt 22

Gerecht van eerste aanleg: 21 mei 1996, Kaps/Hof van Justitie, T‑153/95, JurAmbt. blz. I‑A‑233 en II‑663, punt 37; 11 februari 1999, Jiménez/BHIM, T‑200/97, JurAmbt. blz. I‑A‑19 en II‑73, punt 40 en aangehaalde rechtspraak; 23 januari 2003, Angioli/Commissie, T‑53/00, JurAmbt. blz. I‑A‑13 en II‑73, punten 91, 93 en 94; 9 november 2004, Vega Rodríguez/Commissie, T‑285/02 en T‑395/02, JurAmbt. blz. I‑A‑333 en II‑1527, punt 36