Language of document : ECLI:EU:F:2007:184

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

25 oktober 2007

Zaak F‑71/05

Arcangelo Milella en Delfina Campanella

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Verkiezingen – Personeelscomité – Aanwijzing van de vertegenwoordigers van de plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie te Luxemburg, in het centraal personeelscomité van de Commissie – Beginsel van een globale verdeling die evenredig is met de verkiezingsuitslag – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van, in de eerste plaats, het besluit van de directeur-generaal van het directoraat-generaal „Personeelszaken en administratie” van de Commissie van 18 april 2005 waarbij de plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie te Luxemburg formeel wordt verzocht bij de aanwijzing van haar vertegenwoordigers in het centraal personeelscomité van de Commissie „de in dit besluit gegeven aanwijzingen” in acht te nemen, in de tweede plaats, het besluit van diezelfde directeur-generaal van 11 mei 2005 houdende bevestiging van de regelmatigheid van de door het plaatselijk personeelscomité van Luxemburg op 26 april en 10 mei 2005 gedane aanwijzing van zijn vertegenwoordigers in het centraal personeelscomité; vaststelling van onwettigheid van de besluiten van het plaatselijk comité te Luxemburg van 26 april en 10 mei 2005.

Beslissing: Het besluit van de directeur-generaal van het directoraat-generaal „Personeelszaken en administratie” van de Commissie van 18 april 2005 wordt nietig verklaard voor zover daarbij de plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie te Luxemburg, formeel wordt verzocht „de in dit besluit gegeven aanwijzingen” in acht te nemen. Het besluit van de directeur-generaal van het directoraat-generaal „Personeelszaken en administratie” van de Commissie van 11 mei 2005 wordt nietig verklaard. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Geschillen betreffende verkiezingen voor het personeelscomité – Bevoegdheid van gemeenschapsrechter – Procedurele context

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Beroep – Geschillen betreffende verkiezingen voor het personeelscomité – Procesbelang – Hoedanigheid van kiezer

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

3.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag dat de regelmatigheid beoogt te verzekeren van de aanwijzing van vertegenwoordigers van een plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie in het centraal personeelscomité van deze instelling

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

4.      Ambtenaren – Vertegenwoordiging – Personeelscomité – Verkiezingen – Aanwijzing van vertegenwoordigers van een plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie in het centraal personeelscomité van deze instelling

(Ambtenarenstatuut, Bijlage II, art. 1)

1.      De gemeenschapsrechters zijn op grond van de statutaire bepalingen betreffende ambtenarenberoepen weliswaar bevoegd in verkiezingsgeschillen die de aanwijzing van leden van de personeelscomités betreffen, doch dit rechterlijk toezicht wordt alleen uitgeoefend in het kader van beroepen tegen de betrokken instelling betreffende het handelen of nalaten van het tot aanstelling bevoegd gezag bij de uitoefening van zijn controlebevoegdheid ter zake.

(cf. punt 42)

Referentie:

Hof: 29 september 1976, De Dapper e.a./Parlement, 54/75, Jurispr. blz. 1381, punt 24; 27 oktober 1987, Diezler e.a./ESC, 146/85 en 431/85, Jurispr. blz. 4283, punt 5

Gerecht van eerste aanleg: 24 september 1996, Marx Esser en Del Amo Martinez/Parlement, T‑182/94, JurAmbt. blz. I‑A‑411 en II‑1197, punten 29 en 30

2.      Wat de organisaties betreft die de ambtenaren vertegenwoordigen, heeft elke kiezer er een belang bij dat de vertegenwoordigers van zijn organisatie worden verkozen in omstandigheden en op basis van een kiesstelsel die in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Statuut, waaraan de verkiezingsprocedure onderworpen is. In geschillen betreffende die organisaties ontleent een ambtenaar aan zijn hoedanigheid van kiezer voldoende belang om een ontvankelijk beroep te kunnen instellen. Dat de verzoeker de hoedanigheid van kiezer heeft volstaat op zich ten bewijze van het feit dat het niet alleen om het belang van de wet of de instelling gaat.

(cf. punt 47)

Referentie:

Hof: Diezler e.a./ESC, reeds aangehaald, punt 9

Gerecht van eerste aanleg: 9 januari 1996, Blanchard/Commissie, T‑368/94, Jurispr. blz. II‑41, punten 35 en 37; 14 juli 1998, Lebedef/Commissie, T‑192/96, JurAmbt. blz. I‑A‑363 en II‑1047, punt 27; 22 november 2005, Vanhellemont/Commissie, T‑396/03, JurAmbt. blz. I‑A‑355 en II‑1587, punt 29

3.      De besluiten die de directeur-generaal van het directoraat-generaal „Personeelszaken en administratie” van de Commissie neemt om de regelmatigheid te verzekeren van de aanwijzing van de vertegenwoordigers van een plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie in het centraal personeelscomité van die instelling vallen binnen het kader van de op elke instelling rustende verplichting om de regelmatigheid te verzekeren van de verkiezingen van de organisaties die het personeel vertegenwoordigen, en vormen derhalve eigenlijke besluiten waartegen rechtstreeks een klacht kan worden ingediend.

(cf. punt 54)

Referentie:

Hof: De Dapper e.a./Parlement, reeds aangehaald, punt 23

Gerecht van eerste aanleg: 8 maart 1990, Maindiaux e.a./ESC, T‑28/89, Jurispr. blz. II‑59, punt 32; 14 juli 1994, Grynberg en Hall/Commissie, T‑534/93, JurAmbt. blz. I‑A‑183 en II‑595, punt 21; Marx Esser en Del Amo Martinez/Parlement, reeds aangehaald, punt 34

4.      Een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag waarbij druk wordt uitgeoefend op de plaatselijke afdeling van het personeelscomité van de Commissie om bij de aanwijzing van haar vertegenwoordigers in het centraal personeelscomité gebruik te maken van de methode d’Hondt, terwijl de regeling betreffende de samenstelling en de werkwijze van het personeelscomité van de Commissie elke plaatselijke afdeling volkomen vrijlaat met betrekking tot de wijze van aanwijzing van haar vertegenwoordigers, voor zover die wijze in overeenstemming is met het in artikel 14, laatste alinea, van die regeling genoemde beginsel van de globale verdeling die evenredig is met de verkiezingsuitslag, moet nietig worden verklaard.

Dat gezag miskent hiermee immers de op hem rustende plicht om ervoor te zorgen dat de ambtenaren hun vertegenwoordigers in volledige vrijheid kunnen aanwijzen en gaat daardoor zijn bevoegdheid te buiten om alleen kennelijke onregelmatigheden te voorkomen of te verbieden, in casu die welke zijn begaan met betrekking tot de regel van de globale evenredige verdeling.

Dat gezag miskent hiermee eveneens de bepalingen van artikel 1, derde alinea, van bijlage II bij het Statuut, op grond waarvan alleen de algemene vergadering van de ambtenaren van de instelling die in de desbetreffende standplaats in dienst zijn, de regels omtrent de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de plaatselijke afdeling in het centraal personeelscomité mogen vaststellen.

(cf. punten 70, 71, 75, 77 en 78)

Referentie:

Hof: De Dapper e.a./Parlement, reeds aangehaald, punt 22

Gerecht van eerste aanleg: Maindiaux e.a./ESC, reeds aangehaald, punt 32