Language of document :

Beroep ingesteld op 18 mei 2010 - Banco Santander/Commissie

(Zaak T-227/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Banco Santander, SA (Santander, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Buendía Sierra, E. Abad Valdenebro, M. Muñoz de Juan, R. Calvo Salinero, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 1, lid 1, van de bestreden beschikking nietig verklaren voor zover daarin wordt verklaard dat artikel 12, lid 5, van de Texto Refundido de la Ley del Impuesto sobre Sociedades (gecodificeerde versie van de Spaanse wet op de vennootschapsbelasting; hierna: "TRILS") elementen van staatssteun bevat;

subsidiair, artikel 1, lid 1, van de bestreden beschikking nietig verklaren voor zover daarin wordt verklaard dat artikel 12, lid 5, TRLIS elementen van staatssteun bevat wanneer het van toepassing is op verkrijgingen van deelnemingen die de verwerving van controle inhouden;

subsidiair, artikel 4 van de bestreden beschikking nietig verklaren voor zover daarin wordt bepaald dat het bevel tot terugvordering geldt voor verrichtingen van vóór de publicatie in het PBEU van de eindbeschikking waarop het onderhavige beroep betrekking heeft, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De in casu aan de orde zijnde beschikking is dezelfde als die welke aan de orde is in de zaken T-219/10, Autogrill España/Commissie, T-221/10, Iberdrola/Commissie en T-225/10, Banco Bilbao Vizcaya Argentaria/Commissie.

De middelen en voornaamste argumenten zijn vergelijkbaar met die welke in het kader van die zaken zijn aangevoerd.

Concreet is blijk gegeven van onjuiste opvattingen van het recht bij de juridische kwalificatie van de maatregel als staatssteun, bij de bepaling van de begunstigde van die maatregel en bij de vaststelling van de uiterlijke datum om het gewettigd vertrouwen te erkennen. Dit laatste middel wordt aangevoerd omdat de bestreden beschikking het bestaan van gewettigd vertrouwen erkent, maar tegelijkertijd een onderscheid maakt tussen verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf de inwerkingtreding van de maatregel tot aan de datum van bekendmaking van het besluit waarbij de formele onderzoeksprocedure is ingeleid, en verrichtingen die nadien hebben plaatsgevonden.

____________