Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 23 december 2004 ingesteld door Belfass tegen Raad van de Europese Unie

(Zaak T-495/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 23 december 2004 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Belfass, gevestigd te Brussel, vertegenwoordigd door L. Vogel, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    het besluit van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, waarbij verzoeksters twee offertes in het kader van de openbare aanbestedingsprocedure UCA 033/04 voor de gunning van een opdracht voor het schoonmaken en het onderhoud van twee kantoorgebouwen te Brussel zijn afgewezen, nietig te verklaren;

-    verweerder te veroordelen tot een schadevergoeding van 1 481 317, 65 EUR, vermeerderd met 7 % rente per jaar vanaf de instelling van het onderhavige beroep, onder uitdrukkelijk voorbehoud van verdere verhoging, vermindering of precisering;

-    verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster in de onderhavige zaak is een onderneming die gespecialiseerd is in de schoonmaak van kantoren; sinds 1 januari 1998 maakt zij bepaalde kantoren van het secretariaat-generaal van de Raad schoon. Zij verzet zich tegen de afwijzing door verweerder van haar twee offertes in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure met betrekking tot de sluiting van een in de gebouwen "Woluwé Heights" (onderdeel 1) respectievelijk "Frère Orban" (onderdeel 2) uit te voeren overeenkomst voor schoonmaak en verschillende diensten.

Tot staving van haar aanspraken voert verzoekster aan dat:

-    in casu een kennelijke beoordelingsfout is gemaakt waar verweerder ter afwijzing van de offerte voor onderdeel 1 aanvoert dat het gemiddeld uurtarief in deze offerte lager ligt dan het minimumloon waarin de Algemene Belgische Schoonmaakunie op 1 juli 2004 voor categorie 1 A voorziet, terwijl een juist onderzoek van de cijfers in verzoeksters offerte uitwijst dat het hierin vervatte gemiddeld uurtarief hoger ligt dan het door de Algemene Belgische Schoonmaakunie vastgestelde minimumcijfer;

-    de beginselen van behoorlijk bestuur en van non-discriminatie zijn geschonden en dat in casu een kennelijke beoordelingsfout is gemaakt, voorzover de offerte voor onderdeel 2 zonder verder onderzoek is afgewezen, op de enkele grond dat het totaal aantal arbeidsuren in de offerte meer dan 12,5 % lager ligt dan het gemiddeld aantal uren in de andere offertes voor de betrokken opdracht, terwijl het bestreden besluit, waar het dit criterium in aanmerking neemt, de duurste offertes die zonder objectief nut voorzien in de facturatie van een hoog aantal uren, begunstigt.

____________