Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 23 december 2004 ingesteld door NORTRAIL Transport GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-496/04)

Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 23 december 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door NORTRAIL Transport GmbH (Duitsland), vertegenwoordigd door J. Krause.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

─    nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 1 oktober 2004, REM 15/02, betreffende het verzoek van de firma NORTRAIL Transport GmbH tot terugbetaling van invoerrechten uit hoofde van artikel 239 van verordening (EEG) nr. 2913/92 (communautair douanewetboek);

─    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Vanaf juli 1995 voerde verzoekster regelmatig zendingen met verschillende visserijproducten uit Noorwegen in. Zij wenste die goederen in het kader van de bij verordening (EG) nr. 3061/951 geopende tariefcontingenten vanaf 1 september 1995 in het vrije verkeer te brengen zonder douanerechten te betalen. Het bevoegde douanekantoor stelde vast dat de door verzoekster verlangde vrijstelling van douanerechten voor een bepaald aantal zendingen niet kon worden verleend en dat het normale tarief moest worden toegepast. Op basis daarvan eiste het bevoegde douanekantoor van verzoekster betaling van invoerrechten voor de desbetreffende in het vrije verkeer gebrachte zendingen. Verzoekster betaalde die invoerrechten gedeeltelijk.

Verzoekster stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 239 van verordening ( EEG) nr. 2913/922, die haar aanspraak op terugbetaling en kwijtschelding van de invoerrechten geven.

Zij baseert haar standpunt onder meer op het feit dat een gemeenschapshandeling met terugwerkende kracht is vastgesteld. Bij een mededeling van het Duitse Bondsministerie van Financiën van 31 augustus 1995 werd de Duitse douanekantoren ter kennis gebracht dat de tariefcontingenten per 1 september 1995 waren geopend. Op 4 oktober 1995 werd de Duitse douanekantoren echter meegedeeld, dat deze contingenten met terugwerkende kracht al op 1 juli 1995 waren geopend. In de periode vanaf 1 september 1995, waarin verzoekster de betrokken goederen in het vrije verkeer wilde brengen zonder douanerechten te betalen, waren enkele tariefcontingenten reeds uitgeput, en door de opening met terugwerkende kracht per 1 juli 1995 waren er sommige al vóór 1 september 1995 uitgeput geweest.

Verder stelt verzoekster dat de vorm van de handeling gebrekkig en verwarrend is en dat de tegenspraak tussen het tijdstip van bekendmaking van de gemeenschapshandeling en het daarin geregelde tijdstip waarop de tariefcontingenten met terugwerkende kracht worden geopend, aanleiding geeft tot misverstanden. Hierdoor kunnen de nationale douaneautoriteiten het tijdstip van de opening verschillend uitleggen, wat in strijd is met het discriminatieverbod.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 3061/95 van de Raad van 22 december 1995 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 992/95 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Noorwegen (PB L 327, blz. 1).

2 - Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).