Language of document : ECLI:EU:T:2012:300

Zaak T‑338/08

Stichting Natuur en Milieu
en
Pesticide Action Network Europe

tegen

Europese Commissie

„Milieu — Verordening (EG) nr. 1367/2006 — Maximumresidugehalten voor pesticiden — Verzoek tot interne herziening — Weigering — Maatregel van individuele strekking — Geldigheid — Verdrag van Aarhus”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep tot nietigverklaring — Bevoegdheid van Unierechter — Conclusies strekkende tot bevel aan instelling — Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU en 266 VWEU)

2.      Gerechtelijke procedure — Inleidend verzoekschrift — Neerlegging van aanvullende memorie bij verzoekschrift — Toelaatbaarheid — Voorwaarden

3.      Handelingen van de instellingen — Verordening van Commissie houdende vaststelling van maximumresidugehalten voor pesticiden — Handeling van algemene strekking — Geen administratieve handeling die voorwerp kan vormen van verzoek tot interne herziening krachtens verordening nr. 1367/2006

(Verordeningen nrs. 396/2005 en 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, sub g, en 10, lid 1; verordening nr. 149/2008 van de Commissie)

4.      Internationale overeenkomsten — Overeenkomsten van Unie — Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) — Gevolgen — Voorrang boven handelingen van afgeleid recht van Unie — Toetsing aan dat verdrag van de geldigheid van bepaling van verordening nr. 1367/2006 — Voorwaarden

(Art. 300, lid 7, EG; Verdrag van Aarhus; verordening nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad)

5.      Internationale overeenkomsten — Overeenkomsten van Unie — Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) — Begrip organen of instellingen die optreden in wetgevende hoedanigheid

(Verdrag van Aarhus, art. 2, lid 2)

6.      Internationale overeenkomsten — Overeenkomsten van Unie — Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) — Beperking door bepaling van verordening nr. 1367/2006 van mogelijkheid van heronderzoek tot handelingen van individuele strekking — Ongeldigheid gelet op verdrag

(Verdrag van Aarhus, art. 9, lid 3; verordening nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, sub g, en 10, lid 1)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 14)

2.      Aangezien de Gemeenschap een rechtsgemeenschap is waarin de instellingen zijn onderworpen aan toezicht op de verenigbaarheid van hun handelingen met het Verdrag, moeten de procesregels voor beroepen die voor de gemeenschapsrechter worden ingesteld, zo veel mogelijk aldus worden uitgelegd dat zij kunnen worden toegepast op een wijze die bijdraagt tot de verwezenlijking van het doel, een daadwerkelijke rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die de justitiabelen aan het gemeenschapsrecht ontlenen.

De enkele omstandigheid dat noch het Statuut van het Hof noch het Reglement voor de procesvoering uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt een aanvullende memorie bij het verzoekschrift in te dienen na de neerlegging van dit laatste, kan dan ook niet aldus worden uitgelegd dat die mogelijkheid ontbreekt, mits die aanvullende memorie bij het verzoekschrift wordt ingediend vóór het verstrijken van de beroepstermijn.

(cf. punten 20‑21)

3.      Om de strekking van een handeling te bepalen kan de rechter van de Unie niet volstaan met een oordeel op basis van de officiële benaming van de handeling, maar dient hij in de eerste plaats het doel en de inhoud ervan in de beschouwing te betrekken.

Een maatregel is van algemene strekking indien zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor algemeen en abstract omschreven categorieën personen.

Gelet op haar doel en inhoud is verordening nr. 149/2008 tot wijziging van verordening nr. 396/2005 door vaststelling van de bijlagen II, III en IV met maximumresidugehalten voor onder bijlage I bij die verordening vallende producten, van toepassing op objectief bepaalde situaties en heeft zij rechtsgevolgen voor algemeen en abstract omschreven categorieën personen, te weten de ondernemers die onder de bijlagen bij verordening nr. 396/2005 vallende producten vervaardigen, telen, invoeren of produceren en de houders van vergunningen om gewasbeschermingsmiddelen op de markt te brengen die de in die bijlagen bedoelde stoffen bevatten.

Verordening nr. 149/2008 is dus een maatregel van algemene strekking en kan dan ook niet worden beschouwd als een administratieve handeling in de zin van artikel 2, lid 1, sub g, van verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen, die het voorwerp kan vormen van een verzoek tot interne herziening krachtens artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1367/2006.

(cf. punten 29‑30, 38‑39, 48)

4.      De instellingen van de Unie zijn gebonden door het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat voorrang heeft boven afgeleide handelingen van gemeenschapsrecht. Hieruit volgt dat aan de geldigheid van verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen en organen, kan worden afgedaan doordat de handeling onverenigbaar is met dat verdrag.

Ingeval de Gemeenschap uitvoering heeft willen geven aan een in het kader van een internationale overeenkomst aangegane bijzondere verplichting of indien de gemeenschapshandeling uitdrukkelijk naar specifieke bepalingen van die overeenkomst verwijst, staat het aan de rechter van de Unie, de rechtmatigheid van de betrokken gemeenschapshandeling aan de regels van die overeenkomst te toetsen.

De rechter van de Unie moet dan ook de rechtmatigheid van een verordening aan een internationaal verdrag kunnen toetsen zonder eerst na te gaan of de aard en de opzet van het internationale verdrag zich hiertegen niet verzet en of de bepalingen van dat verdrag inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn, wanneer die verordening ertoe strekt uitvoering te geven aan een door dat internationale verdrag aan de instellingen van de Unie opgelegde verplichting.

(cf. punten 52‑54)

5.      Handelingen die de instellingen van de Unie in een wetgevende hoedanigheid verrichten zijn uitgesloten van artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenhedenen, en van artikel 10 van verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen en organen. In casu heeft de Commissie verordening nr. 149/2008 tot wijziging van verordening nr. 396/2005 door vaststelling van de bijlagen II, III en IV met maximumresidugehalten voor onder bijlage I bij die verordening vallende producten, echter niet in een wetgevende hoedanigheid vastgesteld. Gelet op de bepalingen op basis waarvan zij deze verordening heeft vastgesteld is zij opgetreden in haar uitvoerende hoedanigheid.

(cf. punten 62, 65)

6.      Artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen verdraagt zich, voor zover daarin het begrip voor betwisting vatbare handelingen van artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus wordt beperkt tot administratieve handelingen, die in artikel 2, lid 1, sub g, van die verordening zijn gedefinieerd als handelingen van individuele strekking, niet met artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus.

(cf. punt 83)