Language of document : ECLI:EU:T:2005:101

Zaak T‑283/02

EnBW Kernkraft GmbH

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„TACIS-programma – Diensten verricht in verband met kerncentrale in Oekraïne – Ontbreken van vergoeding – Bevoegdheid van Gerecht – Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractuele aansprakelijkheid”

Samenvatting van het arrest

1.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Voldoende gekwalificeerde schending van rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen – Instelling die niet over beoordelingsmarge beschikt – Toereikendheid van gewone inbreuk op gemeenschapsrecht

(Art. 288, tweede alinea 2, EG)

2.      Gemeenschapsrecht – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Voorwaarden

1.      Ter zake van de aansprakelijkheid van de Gemeenschap voor aan particulieren veroorzaakte schade geldt dat de aan de instelling verweten gedraging een voldoende gekwalificeerde schending moet zijn van een rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen. Voor de vraag of de schending van het gemeenschapsrecht voldoende gekwalificeerd is, moet als beslissend criterium worden gehanteerd de kennelijke en ernstige miskenning, door de betrokken gemeenschapsinstelling, van de grenzen waarbinnen haar beoordelingsbevoegdheid dient te blijven. Wanneer deze instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending aan te tonen.

(cf. punt 87)

2.      Het recht om zich op bescherming van het gewettigd vertrouwen te beroepen, dat een van de fundamentele beginselen van de Gemeenschap is, komt toe aan iedere particulier die zich in een situatie bevindt waaruit blijkt dat een gemeenschapsinstantie, door hem nauwkeurige toezeggingen te doen, bij hem gegronde verwachtingen heeft gewekt. Nauwkeurige, onvoorwaardelijke, onderling overeenstemmende en van bevoegde en betrouwbare bronnen afkomstige inlichtingen zijn aan te merken als dergelijke toezeggingen, ongeacht de vorm waarin zij worden meegedeeld. Niemand kan evenwel een beroep op schending van het vertrouwensbeginsel doen, wanneer er geen sprake is van concrete toezeggingen die door de instantie aan hem zijn gedaan.

Een marktdeelnemer kan zich derhalve niet op dat beginsel beroepen op basis van mondelinge toezeggingen die de Commissie ontkent te hebben gedaan, en waarvan het bestaan uit geen enkel stuk in het dossier blijkt.

Hij kan zich evenmin op dat beginsel beroepen wanneer de Commissie hem, bij gebreke van definitieve overeenstemming over de sluiting van een contract met de Commissie, om verschillende ontwerpcontracten heeft verzocht, aangezien dit een integraal onderdeel van normale contractonderhandelingen is, en de Commissie de betrokken marktdeelnemer niet heeft aangespoord de aan zijn economische activiteiten verbonden risico’s te overschrijden.

(cf. punten 89, 92, 100)