Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 7 januari 2015 – DHL Express (Austria) GmbH

(Zaak C-2/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: DHL Express (Austria) GmbH

Verwerende partij: Post-Control-Kommission

Andere partij bij de procedure: Bundesminister für Verkehr, Innovation und Technologie

Prejudiciële vragen

Staat richtlijn 97/67/EG1 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/6/EG2 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008, in het bijzonder artikel 9 daarvan, in de weg aan een nationale bepaling, op grond waarvan leveranciers van postdiensten verplicht zijn bij te dragen aan de financiering van de bedrijfskosten van de nationale regelgevende instantie, ongeacht of zij de universele dienst leveren?

Zo ja:

a)    Volstaat voor een financieringsverplichting dat de betrokken leverancier postdiensten levert die volgens de nationale bepaling als universele postdienst kunnen worden aangemerkt, hoewel zij verder gaan dan het krachtens de richtlijn verplichte minimumaanbod met betrekking tot de universele postdienst?

b)    Dient het aandeel van een bepaalde onderneming in de financieringsbijdragen op dezelfde manier te worden vastgesteld als de financieringsbijdragen aan het compensatiefonds krachtens artikel 7, lid 4, van die richtlijn?

c)    Vereisen dan het gebod tot het respecteren van het non-discriminatiebeginsel en het proportionaliteitsbeginsel in de zin van artikel 7, lid 5, van die richtlijn en „het rekening houden met het uitwisselbaar zijn met de universele dienst” in de zin van overweging 27 van richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008, dat delen van de omzet die afkomstig zijn van diensten met een toegevoegde waarde, dus niet van postdiensten die tot de universele dienst kunnen worden gerekend, maar met de universele dienst in verband staan, buiten beschouwing worden gelaten en bij het bepalen van het aandeel niet in aanmerking worden genomen?

____________

____________

1 PB L 15, blz. 14.

2 Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (PB L 53, blz. 3).