Language of document : ECLI:EU:C:2011:731

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE DERDE KAMER
VAN HET HOF

14 november 2011(*)

„Intrekking van interventie”

In zaak C‑368/10,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 22 juli 2010,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door C. Zadra en F. Wilman als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door C. M. Wissels en M. A. M. de Ree als gemachtigden,

verweerder,

ondersteund door:

Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door C. Vang als gemachtigde,

interveniënt,

geeft

DE PRESIDENT VAN DE DERDE KAMER VAN HET HOF,

advocaat-generaal J. Kokott gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Bij brief, neergelegd ter griffie van het Hof op 19 oktober 2011 (faxbericht van 17 oktober), heeft het Koninkrijk Denemarken het Hof ervan in kennis gesteld dat het afstand deed van zijn interventie in de onderhavige zaak.

2        Bij brief, neergelegd ter griffie van het Hof op 31 oktober 2011, heeft de verzoekende partij akte genomen van de intrekking van de interventie van het Koninkrijk Denemarken.

3        De verwerende partij heeft geen opmerkingen naar aanleiding van deze intrekking ingediend binnen de gestelde termijn.

4        Ingevolge artikel 69, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering dragen de lidstaten die in het geding zijn geïntervenieerd, hun eigen kosten.

De president van de Derde kamer van het Hof beschikt:

1)      Het Koninkrijk Denemarken wordt doorgehaald als interveniërende partij in het geding.

2)      Het Koninkrijk Denemarken zal zijn eigen kosten dragen.

Luxemburg, 14 november 2011.

De griffier

 

      De president van de Derde kamer

A. Calot Escobar

 

      K. Lenaerts


* Procestaal: Nederlands.