Language of document : ECLI:EU:C:2011:71

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

11 februari 2011 (*)

„Interventie”

In zaak C‑368/10,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 22 juli 2010,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door C. Zadra en F. Wilman als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door C. M. Wissels en A. M. de Ree als gemachtigden,

verweerder,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

advocaat-generaal J. Kokott gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 24 januari 2011 (faxbericht van 21 januari), heeft het Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door C. Vang als gemachtigde, verzocht om toelating tot interventie in zaak C‑368/10 aan de zijde van het Koninkrijk der Nederlanden.

2        Het verzoek tot interventie is gedaan overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering en is gebaseerd op artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie.

De president van het Hof beschikt:

1)      Het Koninkrijk Denemarken wordt toegelaten tot interventie in zaak C‑368/10 aan de zijde van het Koninkrijk der Nederlanden.

2)      Er wordt een termijn bepaald waarbinnen interveniënt de middelen waarop zijn conclusies steunen, schriftelijk zal voordragen.

3)      De griffier zal een kopie van alle processtukken betekenen aan interveniënt.

4)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 11 februari 2011.

De griffier

 

      De president

A. Calot Escobar

 

      V. Skouris


* Procestaal: Nederlands.