Language of document :

Beroep ingesteld op 16 juni 2011 - Ben Ali / Raad

(Zaak T-301/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Mehdi Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen Ben Ali (Tunis, Tunesië) (vertegenwoordiger: A. de Saint Remy, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

een maatregel tot organisatie van de procesgang in de zin van artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te treffen, ertoe strekkende dat de Commissie alle documenten betreffende de vaststelling van de bestreden verordening overlegt;

verordening (EU) nr. 101/2011 van 4 februari 2011 nietig te verklaren voor zover zij verzoeker betreft;

bij gebreke van nietigverklaring uitzonderingen toe te passen voor de als grondslag dienende financiële tegoeden, maar ook voor bepaalde, geval per geval onderzochte buitengewone lasten;

de Raad van de Europese Unie te veroordelen om aan verzoeker te betalen een totaalbedrag van 50 000 EUR als vergoeding voor zijn schade, uit welke oorzaak ook;

de Raad van de Europese Unie te veroordelen om aan verzoeker te betalen een bedrag van 7 500 EUR voor de kosten van zijn verdediging in het kader van de onderhavige zaak;

de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van het beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

1.    Eerste middel: ontbreken van voldoende rechtsgrondslag, aangezien in de eerste plaats de sanctie niet strekt tot handhaving of herstel van vrede en veiligheid en de individuele rechten van verzoeker schendt, in de tweede plaats de motivering van het besluit onzekerheden en onvolkomenheden bevat en in de derde plaats de maatregel onevenredig en ongerechtvaardigd is.

2.    Tweede middel: schending van de rechten van de verdediging en het recht op een effectieve rechterlijke bescherming.

3.    Derde middel: schending van de motiveringsplicht, aangezien in de eerste plaats het bevriezen van de tegoeden een door een politiek orgaan getroffen sanctie is, in de tweede plaats de bestreden verordening geen enkele schrappingsprocedure bevat, in de derde plaats in ieder stadium van de procedure de fundamentele rechten van verzoeker zijn geschonden en in de vierde plaats de motivering van de maatregelen algemeen, zonder grondslag, vaag en onnauwkeurig is.

4.    Vierde middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten, aangezien de deelneming van verzoeker aan een ongeoorloofde handeling niet is bewezen.

5.    Vijfde middel: schending van het eigendomsrecht, aangezien de maatregelen een ongerechtvaardigde beperking van het eigendomsrecht van verzoeker vormen.

6.    Zesde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel.

7.    Zevende middel: schending van het recht op leven, aangezien het bevriezen van de tegoeden niet tot gevolg mag hebben dat de bestaansmiddelen en het recht op leven van verzoeker ter discussie worden gesteld.

____________