Language of document :

Beroep ingesteld op 14 juni 2006 - Tomra Systems e.a. / Commissie

(Zaak T-155/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoeksters: Tomra Systems ASA (Asker, Noorwegen), Tomra Europe AS (Asker, Noorwegen), Tomra Systems BV (Apeldoorn, Nederland), Tomra Systems GmbH (Hilden, Duitsland), Tomra Butikksystemer AS (Asker, Noorwegen), Tomra Systems AB (Sollentuna, Zweden), Tomra Leergutsysteme GmbH (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: A. Ryan, Solicitor, en J. Midthjell, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeksters

nietigverklaring van beschikking COMP/E-1/38.113 van de Commissie van 29 maart 2006; en

verwijzing van verweerster in de kosten van de procedure, daaronder begrepen verzoeksters' kosten voor het stellen van bankgaranties voor hun verplichting om de geldboete te betalen.

subsidiair nietigverklaring dan wel wezenlijke verlaging van de bij artikel 2 van bovengenoemde beschikking opgelegde goedboete; en

verwijzing van verweerster in de kosten van de procedure, daaronder begrepen verzoeksters' kosten voor het stellen van bankgaranties voor hun verplichting om de geldboete te betalen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters maken deel uit van het Tomra concern dat actief is op het gebied van de inzameling van gebruikte drankverpakkingen, voornamelijk door de levering van statiegeldautomaten en daarmee verband houdende producten en dienstverrichtingen.

In 2001 ontving de Commissie een klacht waarin bezwaar werd gemaakt tegen het misbruik van machtpositie door verzoeksters waardoor de klager geen toegang tot de markt kreeg.

In de bestreden beschikking kwam de Commissie tot de slotsom dat verzoeksters in de periode van 1998 tot en met 2002 inbreuk hadden gemaakt op artikel 82 EG en artikel 54 van de EER-overeenkomst door op de nationale markten voor statiegeldautomaten in Oostenrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen en Zweden een uitsluitingsstrategie toe te passen, met exclusiviteitsovereenkomsten, geïndividualiseerde afnametoezeggingen en systemen van geïndividualiseerde kortingen achteraf. De Commissie heeft verzoeksters een geldboete van 24 miljoen EUR opgelegd.

Tot staving van hun beroep betogen verzoeksters dat de Commissie:

- onjuist en onbetrouwbaar bewijs heeft gebuikt om aan te tonen dat het concern een strategie had ontwikkeld om de mededinging te belemmeren en deze strategie ten uitvoer had gelegd door middel van 49 overeenkomsten met hun afnemers tussen 1998 en 2002;

- kennelijke fouten heeft gemaakt in haar beoordeling van de vraag of de overeenkomsten de mededinging konden belemmeren en heeft verzuimd daarvoor een motivering te geven, alsmede van de vraag of deze overeenkomsten de mededinging daadwerkelijk hebben belemmerd;

- blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door er van uit te gaan dat exclusiviteitsovereenkomsten, geïndividualiseerde afnametoezeggingen en systemen van geïndividualiseerde kortingen achteraf hoe dan ook onwettig zijn volgens artikel 82 EG;

- kennelijk blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door tot de slotsom te komen dat niet-bindende afnametoezeggingen een inbreuk op artikel 82 EG kunnen opleveren;

- het evenredigheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel heeft geschonden door verzoeksters de geldboete van 24 miljoen EUR op te leggen.

____________