Language of document :

Beroep ingesteld op 28 april 2011 - Helleense Republiek / Commissie

(Zaak T-233/11)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: B. Asimakopoulos, G. Kanellopoulos, A. Iosifidou en P. Mylonopoulos)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met dit beroep vordert verzoekster nietigverklaring van besluit C(2011) 1006 def. van de Europese Commissie van 23 februari 2011 betreffende de steunregeling C-48/2008 (ex NN 61/2008) van Griekenland ten behoeve van Ellinikos Chrysos AE.

Verzoekster voert de volgende middelen aan.

Verzoekster stelt in de eerste plaats dat verweerster de verdragsbepalingen (artikelen 107, lid 1, en 108, lid 2, VWEU, voorheen artikelen 87, lid 1, en 88, lid 2, EG) heeft geschonden nu zij deze onjuist heeft uitgelegd en toegepast ten gevolge van een fout inzake de samenloop en de beoordeling van de feitelijke omstandigheden met betrekking tot het begrip staatsteun.

Ter staving van het eerste onderdeel van dit middel, aangaande steunmaatregel nr. 1 (verkoop van de Cassandra-mijn tegen een prijs die lager ligt dan de marktwaarde), stelt zij: a) onjuiste beoordeling van het bestaan van de steun, ten gevolge van een kennelijke fout met betrekking tot de hoedanigheid van de Staat als loutere tussenpersoon en het niet aanwenden van staatsmiddelen bij de overdracht in kwestie; b) (subsidiair) onjuiste beoordeling met betrekking tot de toepassing van het criterium van de particuliere investeerder; c) (meer subsidiair) onjuiste beoordeling van de verlening van de steun, wegens de kennelijk onjuiste berekening van de waarde van de mijn, het terrein en de ertslagen en van de gestelde daadwerkelijke exploitatie van de mijn ten tijde van de verkoop; d) (meer subsidiair) onjuiste beoordeling van de vervalsing van de mededinging en de ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten.

Ter staving van het tweede onderdeel van het eerste middel, aangaande steunmaatregel nr. 2 (vrijstelling van overdrachtsbelasting), stelt zij onjuiste beoordeling van de steun en van de vervalsing van de mededinging en de ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten.

Met het tweede middel stelt verzoekster schending van artikel 14, lid 1, tweede zin, van verordening (EG) nr. 659/19991 nu zij in strijd met het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van loyale samenwerking, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen de terugvordering van de steun heeft gelast.

Ter staving van dit middel stelt zij dat verweerster in het licht van die beginselen een fout heeft gemaakt bij de afweging van het gevaar voor vervalsing van de mededinging en het voordeel bij de verdere exploitatie van de mijn in kwestie.

Ten slotte stelt verzoekster met haar derde middel dat verweerster de motiveringsplicht (artikel 296 VWEU, voorheen artikel 253 EG) heeft geschonden wat het bestaan van de steun en de verenigbaarheid ervan met de interne markt betreft.

Ter staving van het middel stelt zij dat verweerster niet heeft uiteengezet waarom de prijs van de verkoop van de Cassandra-mijn, die duidelijk met particuliere middelen is betaald, rechtstreeks of indirect verlies van staatsmiddelen oplevert waarvoor de Staat verantwoordelijk is, noch waarom volgens haar in dit geval overdrachtsbelasting zou moeten worden betaald voor zowel de mijn als het terrein, en niet voor de mijn alleen. Verder heeft zij bij de berekening van de waarde van de mijn, het terrein en de ertslagen niet aangetoond dat steun is verleend, nu zij zich ten dele heeft gebaseerd op het verslag van Behre Dolbear en ten dele op haar eigen arbitraire redenering, die met betrekking tot de negatieve waarde van de gesloten mijn trouwens tegenstrijdig is.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag