Language of document :

Beroep ingesteld op 26 augustus 2013 – SNCM/Commissie

(Zaak T-454/13)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Société nationale maritime Corse Méditerranée (SNCM) (Marseille, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Winckler, F.-C. Laprévote, J.-P. Mignard en S. Mabile, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2013) 1926 van de Commissie van 2 mei 2013 krachtens artikel 263 VWEU nietig te verklaren;

subsidiair, het besluit gedeeltelijk nietig te verklaren voor zover daarin is geoordeeld dat het steunbedrag ook de componenten genoemd in punt 218 van het besluit omvat;

de Commissie te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar verzoekschrift vordert verzoekster de nietigverklaring van besluit C(2013) 1926 definitief van de Commissie van 2 mei 2013, waarbij de Commissie eerst de voor de jaren 2007-2013 aan Société nationale maritime Corse Méditerranée (SNCM) en Compagnie Méridionale de Navigation (CNM) uit hoofde van een openbaredienstcontract uitgekeerde financiële compensatie voor het zeevervoer tussen Marseille en Corsica als staatssteun heeft gekwalificeerd. Vervolgens heeft de Commissie de aan SNCM en CNM uitgekeerde compensatie voor vervoersdiensten gedurende het gehele jaar (hierna: „basisdienst”) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar verklaard, maar de compensatie voor de diensten in de piekperiodes kerst, februari, lente-herfst en/of zomer (hierna: „extra dienst”) met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaard. Tot slot heeft de Commissie de terugvordering van de met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun gelast [steunmaatregel SA.22843 2012/C (ex 2012/NN).

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

1.    Het eerste middel is eraan ontleend dat het recht en de feiten zijn geschonden en er kennelijke beoordelingsfouten zijn gemaakt doordat de Commissie er ten onrechte van is uitgegaan dat de extra dienst geen dienst in het algemeen economisch belang was. Verzoekster geeft te kennen dat de Commissie:

het recht heeft geschonden door een beperking aan te brengen in de beoordelingsmarge die de lidstaten volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben bij de definiëring van hun openbare diensten;

een onjuist en in casu niet-toepasselijk criterium van „reële behoefte” aan de openbare dienst heeft toegepast;

het recht heeft geschonden, de feiten heeft geschonden en een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door de basisdienst en de extra dienst afzonderlijk te onderzoeken;

het ontbreken van particuliere initiatieven met betrekking tot de extra dienst kennelijke onjuist heeft beoordeeld.

2.    Met het tweede middel stelt zij een kennelijke beoordelingsfout, doordat de Commissie ten onrechte heeft overwogen dat de toekenning van het openbaredienstcontract niet voldeed aan het vierde criterium in het arrest van het Hof van 24 juli 2003, Altmark Trans en Regierungspräsidium Magdeburg (C-280/00, Jurispr. blz. I-7747), hoewel daaraan een open en transparante aanbesteding vooraf is gegaan.

3.    Het derde middel, dat subsidiair wordt aangevoerd voor het geval dat de extra dienst steun zou opleveren (quod non), is ontleend aan schending van de artikelen 106, lid 2, VWEU en 107 VWEU, het evenredigheidsbeginsel, het verbod van ongerechtvaardigde verrijking en een kennelijk onjuiste beoordeling van het terug te vorderen steunbedrag, in die zin dat bij de berekening van het terug te vorderen bedrag geen rekening is gehouden met de daadwerkelijke extra kosten van de extra dienst voor SNCM of met de te lage compensatie voor de basisdienst. Die berekening berust hoe dan ook op een onjuiste beoordeling van het deel van de compensatie dat voor de basisdienst en het deel dat voor de extra dienst wordt toegekend.

4.    Met het vierde middel stelt zij schending van het vertrouwensbeginsel, omdat de Commissie tegen haar besluitvormingspraktijk is ingegaan en zij de DAEB-mededeling1 heeft toegepast, die nog niet was vastgesteld op de datum waarop het openbaredienstcontract is ondertekend. Verzoekster geeft daarnaast te kennen dat de duur van de procedure zodanig was dat dit bij haar gewettigd vertrouwen heeft gewekt, zodat de Commissie de nationale autoriteiten niet kan gelasten de steun terug te vorderen.

5.    Het vijfde middel is ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, doordat er een ongerechtvaardigd verschil in behandeling is tussen SCNM en andere scheepvaartmaatschappijen.

____________

____________

1     Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie (PB 2012, C 8, blz. 4).