Language of document : ECLI:EU:T:2015:240

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

29 april 2015

Zaak T‑457/13 P

CC

tegen

Europees Parlement

„Hogere voorziening – Incidentele hogere voorziening – Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Fouten bij het beheer van de lijst van geslaagde kandidaten – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Materiële schade – Gewettigd vertrouwen – Verkeerde opvatting van de feiten – Verlies van een kans – Immateriële schade – Motiveringsplicht”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 11 juli 2013, CC/Parlement (F‑9/12, JurAmbt., EU:F:2013:116), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 11 juli 2013, CC/Parlement (F‑9/12), wordt vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de instellingen – Immateriële schade – Passend herstel door de nietigverklaring van een onrechtmatige handeling – Motiveringsplicht van het Gerecht voor ambtenarenzaken

(Art. 340 VWEU)

2.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Begrip – Verschillende geldigheidsduur van een lijst van geschikte kandidaten voor geslaagde kandidaten van een vergelijkend onderzoek

3.      Beroepen van ambtenaren – Volledige rechtsmacht – Herstel van de materiële schade verband houdende met het verlies van een kans om te worden aangeworven – Criteria

1.      Wanneer het Gerecht voor ambtenarenzaken slechts verwijst naar een niet-gepreciseerde onrechtmatigheid alsmede naar het gevoel van onrechtvaardigheid en de narigheid die de betrokkene zou hebben ondervonden, zonder met name in te gaan op de redenen waarom de daaruit voortvloeiende immateriële schade niet kon worden hersteld door de nietigverklaring van een handeling, voldoet dat Gerecht niet aan zijn motiveringsplicht.

(cf. punten 51 en 52)

Referentie:

Hof: arrest van 7 februari 1990, Culin/Commissie, C‑343/87, Jurispr., EU:C:1990:49, punt 128

2.      Het algemeen beginsel van gelijke behandeling is een grondbeginsel van het Unierecht, dat inhoudt dat vergelijkbare situaties niet verschillend mogen worden behandeld, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is. Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer twee groepen personen wier feitelijke en rechtssituatie niet wezenlijk verschillen, verschillend worden behandeld of wanneer verschillende situaties op dezelfde wijze worden behandeld.

De situatie van een geslaagde kandidaat van een vergelijkend onderzoek die te laat op een lijst van geschikte kandidaten is geplaatst, waarvan de geldigheidsduur is verlengd in afwachting van een door hem aangespannen gerechtelijke procedure, moet worden vergeleken met die van de persoon die, onder de andere geslaagde kandidaten van het vergelijkend onderzoek, het langst op de lijst van geschikte kandidaten was geplaatst alvorens als ambtenaar te worden aangesteld. Indien dit niet het geval was, zou de verlenging van de lijst van geschikte personen, die werd geacht te zijn veroorzaakt door de gerechtelijke procedure die de te laat geplaatste geslaagde kandidaat had aangespannen tegen het besluit om hem uit te sluiten van het vergelijkend onderzoek, voordeliger zijn geweest voor de andere geslaagde kandidaten van dat vergelijkend onderzoek dan voor hemzelf.

(cf. punten 72 en 76)

Referentie:

Gerecht: arrest van 20 februari 2009, Commissie/Bertolete e.a., T‑359/07 P‒T‑361/07 P, JurAmbt., EU:T:2009:40, punten 37 en 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Het feit dat een instelling een andere instelling, die medeorganisator van een vergelijkend onderzoek is, niet onmiddellijk op de hoogte heeft gesteld van de plaatsing van de naam van de verzoekende partij op de lijst van geschikte kandidaten heeft haar de kans ontnomen om als ambtenaar op proef door laatstgenoemde instelling te worden aangeworven, en wel voor de periode tussen de datum van plaatsing op de lijst en de datum waarop die informatie aan die instelling is meegedeeld.

(cf. punt 82)