Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Piteşti (Roemenië) op 5 januari 2022 – EF, GH, IJ / KL

(Zaak C-13/22)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Piteşti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen in hoger beroep: EF, GH, IJ

Verwerende partij in hoger beroep: KL

Prejudiciële vragen

Staat het beginsel van de rechterlijke onafhankelijkheid, dat is neergelegd in artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met artikel 2 VEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in de weg aan een nationale bepaling als artikel 148, lid 2, van de grondwet van Roemenië, zoals uitgelegd door de Curte Constituțională (grondwettelijk hof, Roemenië) in zijn beslissing nr. 390/2021, volgens welke nationale rechters niet bevoegd zijn om te onderzoeken of een bij beslissing van de Curte Constituțională grondwettelijk verklaarde nationale bepaling verenigbaar is met het Unierecht?

Staat het beginsel van de rechterlijke onafhankelijkheid, dat is neergelegd in artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met artikel 2 VEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in de weg aan een nationale bepaling als artikel 99, onder ș), van de Roemeense wet nr. 303/2004 houdende het statuut van rechters en openbaar aanklagers, op grond waarvan een tuchtprocedure kan worden ingeleid tegen en tuchtrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd aan een rechter wegens niet-naleving van een arrest van de Curte Constituțională, wanneer die rechter dient te erkennen dat het Unierecht voorrang heeft boven de overwegingen van een beslissing van de Curte Constituțională, dus een nationale bepaling welke die rechter de mogelijkheid ontneemt om een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie toe te passen dat volgens hem voorrang heeft?

____________