Language of document :

Beroep ingesteld op 11 mei 2010 - Helleense Republiek / Commissie

(Zaak T-215/10)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I. Chalkias, G. Skiani en E. Leftheriotou)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep toewijzen en het bestreden besluit van de Commissie in zijn geheel nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep vordert de Helleense Republiek nietigverklaring van besluit 2010/152 van de Commissie van 11 maart 2010 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht [meegedeeld onder nummer C(2010) 1317 en bekendgemaakt in PB L 63 van 12 maart 2010, blz. 7], voor zover het betrekking heeft op de financiële correcties die haar zijn opgelegd in de sectoren a) katoen, b) maatregelen voor plattelandsontwikkeling en c) voedselverstrekking aan de meest behoeftigen.

Wat de correctie voor katoen betreft, beroept verzoekster zich in de eerste plaats op onjuiste beoordeling van de feiten door de Commissie en ontoereikende motivering van het bestreden besluit, wat de controleomgeving en de verenigbaarheid van de steunregeling voor katoen met het IACS (Integrated Administration and Control System) betreft en wat de controle ter plaatse van de oppervlakten en de risicoanalyse betreft.

In de tweede plaats wijst verzoekster op de onjuiste beoordeling van de feiten en de onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 1591/20011 en artikel 17 van verordening (EG) nr. 1051/20012, wat de milieumaatregelen en het ontoereikende controlesysteem betreft en wat het gevolg betreft dat aan de controles op de met katoen beteelde oppervlakten en aan de milieumaatregelen is gegeven. De door de Commissie tegen de Helleense Republiek gerichte beschuldiging dat zij geen sancties heeft toegepast, is rechtens en feitelijk ongegrond, berust niet op de bepalingen van de verordeningen nrs. 1051/2001 en 1591/2001, vindt geen steun in enige in de betrokken periode geldende bepaling en kan geen juridische factor zijn die de opgelegde correctie rechtvaardigt.

In de derde plaats beroept verzoekster zich op onjuiste uitlegging en toepassing van de richtsnoeren voor de forfaitaire correcties en schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien het EOGFL geen enkel risico heeft gelopen en de toestand van het controlesysteem in de drie onderzochte perioden 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 niet dezelfde was, zodat de correctie trapsgewijs had moeten worden toegepast.

In de vierde plaats wijst verzoekster op de onjuiste uitlegging door de Commissie van artikel 7, lid 4, van verordening nr. 1051/2001 en de bepalingen van de verordeningen (EG) nrs. 1123/20043, 905/20054, 871/20065 en 1486/20026, waarbij jaarlijks de daadwerkelijk in aanmerking komende hoeveelheid katoen werd vastgesteld, in verband met de ad-hoccorrecties voor de perioden 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006 wegens de gestelde overschrijding van de in aanmerking komende hoeveelheid en de onverschuldigde betaling die daarvan het gevolg was.

In de vijfde plaats betoogt verzoekster dat het bestreden besluit een tegenstrijdige motivering en onjuiste berekening van de correcties bevat, gezien het bestaan van discrepanties en tegenstrijdige correcties voor de betrokken begrotingsjaren.

Wat de maatregelen voor plattelandsontwikkeling betreft, beroept verzoekster zich in de eerste plaats op ongeldigheid van de procedure tot goedkeuring van de rekeningen, wegens schending van het wezenlijk vormvoorschrift van artikel 8, lid 1, derde zin, eerste deel, van verordening (EG) nr. 1663/19957 door het ontbreken van een bilaterale bespreking over het opleggen van een correctie voor de milieuontwikkelingsmaatregelen.

In de tweede plaats verwijt verzoekster de Commissie dwaling omtrent de feiten, onjuiste beoordeling van de feitelijke omstandigheden, gebrekkige motivering en schending van het evenredigheidsbeginsel, wat de gestelde zwakheden van het IACS, de primaire controles en de aanvullende controles betreft.

Wat de sector van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen betreft, betoogt verzoekster in de eerste plaats, dat de houding van de Commissie de gewettigde verwachting heeft gewekt dat verzoekster niet alle kosten van het programma voor de gratis bedeling van rijst zou moeten dragen, en dat de wijziging achteraf van het standpunt van de Commissie een schending van het beginsel van de gewettigde verwachtingen, de rechtszekerheid en het gerechtvaardigde vertrouwen oplevert, of anders een overschrijding van de grenzen van haar beoordelingsvrijheid of een misbruik van bevoegdheid.

In de tweede plaats beroept verzoekster zich op een onjuiste berekening van de transportkosten die te haren laste werden gelegd.

In de derde plaats wijst verzoekster op de onjuiste uitlegging en toepassing door de Commissie van communautaire bepalingen, inzonderheid artikel 3, lid 2, van verordening nr. 3149/19928, schending van het evenredigheidsbeginsel en overschrijding van de grenzen van haar beoordelingsvrijheid.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (PB L 210, blz. 10).

2 - Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (PB L 148, blz. 3).

3 - Verordening (EG) nr. 1123/2004 van de Commissie van 17 juni 2004 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2003/2004 van de werkelijke productie van niet-geëgreneerde katoen en van de daarop gebaseerde verlaging van de streefprijs (PB L 218, blz. 3).

4 - Verordening (EG) nr. 905/2005 van de Commissie van 16 juni 2005 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2004/2005 van de werkelijke productie van niet-geëgreneerde katoen en van de daarop gebaseerde verlaging van de streefprijs (PB L 154, blz. 3).

5 - Verordening (EG) nr. 871/2006 van de Commissie van 15 juni 2006 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van de werkelijke productie van niet-geëgreneerde katoen en van de daarop gebaseerde verlaging van de streefprijs (PB L 164, blz. 3).

6 - Verordening (EG) nr. 1486/2002 van de Commissie van 19 augustus 2002 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1591/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (PB L 223, blz. 3).

7 - Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz. 6).

8 - Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.