Language of document :

Beroep ingesteld op 5 oktober 2012 - Changmao Biochemical Engineering / Raad

(Zaak T-442/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Changmao Biochemical Engineering Co. Ltd (Changzhou, China) (vertegenwoordigers: E. Vermulst en S. Van Cutsem, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 182, blz. 1), nietig verklaren voor zover zij de verzoekende partij betreft, en

de verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan:

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 2, lid 7, sub c, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51), geschonden door verzoeksters verzoek om een behandeling als marktgerichte onderneming af te wijzen op basis van het feit dat de prijs voor de grondstof benzeen verstoord zou zijn geweest. De instellingen van de Unie hebben een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door de prijzen voor met cokes geproduceerd benzeen te vergelijken met die voor met aardolie geproduceerd benzeen, en door hun beoordeling te baseren op een uitvoerrecht op benzeen dat niet van toepassing was, zoals zij zelf hebben toegegeven. Bovendien hebben de instellingen inbreuk gemaakt op artikel 2, lid 7, sub c, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad door het standpunt in te nemen dat er sprake was van staatsinmenging van betekenis in verzoeksters besluiten aangezien de over de uitvoer van benzeen geheven btw niet werd gerestitueerd;

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad geschonden voor zover zij verzoekster tijdens het tussentijdse nieuw onderzoek een behandeling als marktgerichte onderneming had moeten verlenen en bijgevolg ten onrechte tot de bevinding is gekomen dat de omstandigheden met betrekking tot dumping aanzienlijk waren gewijzigd en van blijvende aard waren;

de verwerende partij is haar motiveringsplicht niet nagekomen en heeft artikel 296 VWEU alsook de artikelen 6, lid 7, 11, lid 3, 14, lid 2, en 18, lid 4, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad geschonden voor zover zij geen rekening heeft gehouden met de door verzoekster gemaakte opmerkingen en de door haar overgelegde bewijzen en zij de afwijzing daarvan niet heeft gemotiveerd, alsook doordat zij geen eenduidige motivering heeft verstrekt met betrekking tot de bewering dat de prijs voor de grondstof benzeen verstoord was;

de verwerende partij heeft inbreuk gemaakt op artikel 2, lid 7, sub c, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad doordat zij niet binnen drie maanden na de inleiding van de procedure een besluit inzake de behandeling als marktgerichte onderneming heeft genomen;

de verwerende partij heeft inbreuk gemaakt op artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad en de rechten van de verdediging door verzoekster niet de details mee te delen op basis waarvan de normale waarde is berekend.

____________