Language of document :

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 13 oktober 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Bremen - Duitsland) – X GmbH & Co KG / Finanzamt Bremen

(Zaak C-431/21)1

(Prejudiciële verwijzing – Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten – Vennootschapsbelasting – Vaststelling van het belastbaar inkomen van vennootschappen – Transacties in verband met het buitenland – Fiscale documentatieverplichting voor commerciële relaties tussen personen die een band van wederzijdse afhankelijkheid hebben – Raming en verhoging van het belastbare inkomen als sanctie)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Bremen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X GmbH & Co KG

Verwerende partij: Finanzamt Bremen

Dictum

Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling volgens welke, in de eerste plaats, de belastingplichtige onderworpen is aan een documentatieverplichting betreffende de aard en de inhoud, alsmede de economische en juridische gronden van de prijs en andere commerciële voorwaarden van zijn grensoverschrijdende commerciële transacties met personen met wie hij – al dan niet in de vorm van een kapitaaldeelneming – een band van wederzijdse afhankelijkheid heeft, waardoor die belastingplichtige of die personen een bepalende invloed op de ander kunnen uitoefenen, en waarin, in de tweede plaats, is bepaald dat in geval van niet-nakoming van deze verplichting niet alleen het weerlegbare vermoeden bestaat dat zijn belastbare inkomsten in de betrokken lidstaat hoger zijn dan de aangegeven inkomsten, waarbij de belastingdienst een voor de belastingplichtige nadelige raming kan maken, maar ook een verhoging van ten minste 5 % en ten hoogste 10 % op het vastgestelde extra bedrag aan inkomsten kan worden toegepast, met een minimumbedrag van 5 000 EUR, tenzij de niet-nakoming van deze verplichting verschoonbaar is of de begane fout gering is.

____________

1 PB C 401 van 4.10.2021.