Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 21 juli 2003 ingesteld door Z tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-259/03)

    Procestaal: Grieks

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 21 juli 2003 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Z, wonende te Athene (Griekenland), vertegenwoordigd door V. Christianos, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(    verweerster te veroordelen om aan verzoekster als schadevergoeding te betalen, vermeerderd met rente tot de voldoening van de schuld, de som van 900 000 euro, waarvan 700 000 euro voor de morele schade die zij heeft geleden en 200 000 euro voor de gezondsheidsschade die zij heeft geleden;

(    verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ten laste van verzoekster is een onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bevolen en ingesteld. Na de afsluiting van het onderzoek verschenen in de Europese pers artikelen waarin naar verzoekster en het tegen haar ingestelde onderzoek werd verwezen op een wijze die verzoekster kleinerend en beledigend acht. Ook verspreidde het OLAF met betrekking tot dat onderzoek een perscommuniqué, en verwees het ernaar in zijn jaarlijkse activiteitenverslag. Ofschoon verzoekster in de door het OLAF gepubliceerde stukken niet met name werd genoemd, is verzoekster van mening dat de gegeven inlichtingen het bijzonder gemakkelijk maakten om haar identiteit vast te stellen, zodat het duidelijk was om wie het ging. Na het afsluiten van het onderzoek vroeg verzoekster het OLAF ook om kennis te krijgen van het dossier dat het te haren laste had aangelegd, zijn eindverslag en enige andere inlichting over het resultaat van de tegen haar uitgebrachte beschuldigingen. Het OLAF weigerde echter iedere kennisgeving.

Met haar beroep verlangt verzoekster vergoeding voor de morele en gezondheidsschade die zij om bovenstaande redenen stelt te hebben geleden. Tot staving van haar beroep voert zij aan:

( Schending door het OLAF van artikel 12, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1073/1999(1), in samenhang met richtlijn 95/46(2) en verordening nr. 45/2001(3). Verzoekster betoogt, dat uit de samenhang van die bepalingen volgt, dat het OLAF bij het opstellen van zijn activiteitenverslag verplicht is de informatie op zodanige wijze te verstrekken, dat de identiteit van de persoon waarop het onderzoek betrekking heeft, niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt onthuld.

(    Schending door het OLAF van artikel 8, lid 2, van verordening nr. 1073/1999, in die zin dat het OLAF heeft toegelaten of geduld dat informatie betreffende het onderzoek ten laste van verzoekster naar de pers werd gelekt.

(    Schending van artikel 8, leden 2 en 3, van verordening nr. 73/1999, dat volgens verzoekster het OLAF verbiedt, met betrekking tot de door hem ingestelde onderzoeken perscommuniqués te verspreiden.

(    Schending door het OLAF van de artikelen 4, leden 1 en 2, en 6 van verordening nr. 1073/1999, artikel 4 van besluit 99-50 van de Rekenkamer van 16 december 1999, en de algemenere verplichting tot eerbiediging van het recht op behoorlijk bestuur overeenkomstig artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aangezien het OLAF, door zijn weigering om verzoekster inzage te verlenen in het dossier te haren laste en zijn eindverslag, verzoekster iedere mogelijkheid heeft ontnomen om haar recht van verweer doeltreffend uit te oefenen.

____________

1 - ) (Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.05.1999, blz. 1).

2 - ) (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

3 - ) (Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.01.2001, blz. 1).