Language of document :

Mededeling in het PB

 

Verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden, van 17 oktober 2003 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Götz Leffler en de vennootschap naar Duits recht Berlin Chemie AG

    (Zaak C-443/03

De Hoge Raad der Nederlanden, heeft bij het vonnis van 17 oktober 2003, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 20 oktober 2003, in het geding tussen Götz Leffler en de vennootschap naar Duits recht Berlin Chemie AG, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1. Dient art. 8 lid 11 van de Verordening aldus te worden uitgelegd dat in geval van weigering van de geadresseerde om het stuk in ontvangst te nemen op de grond dat niet aan het taalvoorschrift van genoemde bepaling is voldaan, de mogelijkheid voor de verzender bestaat om het verzuim te herstellen?

2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: moet aan de weigering om het stuk in ontvangst te nemen het rechtsgevolg verbonden worden dat de betekening in het geheel geen werking heeft?

3. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:

a. Binnen welke termijn en op welke wijze dient de vertaling aan de geadresseerde ter kennis te worden gebracht? Gelden voor het toezenden van de vertaling de eisen die de Verordening stelt aan de betekening en kennisgeving van stukken of is de wijze van toezending vrij?

b. Is op de mogelijkheid om het verzuim te herstellen het nationale procesrecht van toepassing?

____________

1 - (Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken. JO L 160, van 30 juni 2000 p. 37.