Language of document : ECLI:EU:C:2005:665

Zaak C‑443/03

Götz Leffler

tegen

Berlin Chemie AG

(verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing)

„Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken – Ontbreken van vertaling van stuk – Gevolgen”

Samenvatting van het arrest

1.        Vrij verkeer van personen – Justitiële samenwerking in burgerlijke en in handelszaken – Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken – Verordening nr. 1348/2000 – Ontbreken in verordening van bepaling omtrent gevolgen van bepaalde feiten – Toepassing van nationaal recht – Voorwaarden – Eerbiediging van beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid – Draagwijdte

(Verordening nr. 1348/2000 van de Raad)

2.        Vrij verkeer van personen – Justitiële samenwerking in burgerlijke en in handelszaken – Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken – Verordening nr. 1348/2000 – Betekening van stuk dat is gesteld in andere taal dan officiële taal van aangezochte lidstaat of in taal van lidstaat van oorsprong die door geadresseerde wordt begrepen – Mogelijkheid deze situatie te verhelpen door toezending van vertaling – Modaliteiten – Toepassing van nationaal recht – Voorwaarden

(Verordening nr. 1348/2000 van de Raad, art. 8)

1.        Bij gebreke van communautaire bepalingen is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de procedureregels te geven voor rechtsvorderingen die worden ingediend om de bescherming te waarborgen van de rechten die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontlenen. Deze regels mogen echter niet ongunstiger zijn dan die welke gelden voor rechten die op de interne rechtsorde zijn gebaseerd (gelijkwaardigheidsbeginsel) en zij mogen niet van dien aard zijn dat zij de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel). Bovendien dient de nationale rechter op grond van het doeltreffendheidsbeginsel zijn nationale procedureregels slechts toe te passen voorzover zulks niet indruist tegen de bestaansgrond en het doel van de verordening. Wanneer verordening nr. 1348/2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken niet bepaalt wat de gevolgen van bepaalde feiten zijn, dient de nationale rechter bijgevolg in beginsel zijn nationale recht toe te passen, zij het dat daarbij de volle werking van het gemeenschapsrecht moet worden gewaarborgd. Dit laatste kan hem ertoe brengen, zo nodig een nationale regel buiten toepassing te laten of een nationale regel die alleen met het oog op een zuiver nationale situatie is uitgewerkt, uit te leggen ten behoeve van de toepassing op de betrokken grensoverschrijdende situatie

(cf. punten 49‑51)

2.        Artikel 8 van verordening nr. 1348/2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk bestemd is, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van oorsprong die deze geadresseerde begrijpt, dit verzuim kan worden verholpen door onverwijld overeenkomstig de in de verordening gestelde eisen de vertaling van het stuk toe te zenden.

Voor de oplossing van de problemen in verband met de wijze waarop het verzuim met betrekking tot de vertaling moet worden verholpen, die in genoemde verordening niet worden behandeld, dient de nationale rechter zijn nationale procesrecht toe te passen, waarbij hij er wel voor dient te waken dat de volle werking van deze verordening wordt gewaarborgd met inachtneming van het doel ervan.

(cf. punten 53, 71, dictum 1‑2)