Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 14 september 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem - Nederland) – K. / Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

(Zaak C-18/16)1

[Prejudiciële verwijzing – Normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming – Richtlijn 2013/32/EU – Artikel 9 – Recht om gedurende de behandeling van het verzoek in een lidstaat te blijven – Richtlijn 2013/33/EU – Artikel 8, lid 3, eerste alinea, onder a) en b) – Bewaring – Verificatie van de identiteit of de nationaliteit – Verkrijging van de gegevens waarop het verzoek om internationale bescherming is gebaseerd – Geldigheid – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 6 en 52 – Beperking – Evenredigheid]

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: K.

Verwerende partij: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Dictum

Uit het onderzoek van artikel 8, lid 3, eerste alinea, onder a) en b), van richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming is geen enkel element naar voren gekomen dat de geldigheid van die bepaling in het licht van artikel 6 en artikel 52, leden 1 en 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie kan aantasten.

____________

1 PB C 98 van 14.3.2016.