Language of document :

Beroep ingesteld op 30 augustus 2013 – Spanje / Commissie

(Zaak T-461/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: A. Rubio González)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen het besluit van de Commissie van 19 juni 2013 inzake steunmaatregel SA.28599 [C 23/2010 (ex NN 36/2010, ex CP 163/2009)], die het Koninkrijk Spanje ten uitvoer heeft gelegd voor de invoering van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden (met uitzondering van Castilla – La Mancha). Bij dat besluit is deze steun gedeeltelijk onverenigbaar verklaard met de interne markt, en is terugvordering daarvan gelast.

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Met zijn eerste middel stelt het Koninkrijk Spanje dat artikel 107, lid 1, VWEU is geschonden, aangezien in het onderhavige geval geen economisch voordeel is verleend aan economisch actieve ondernemingen, de maatregel niet selectief is en de mededinging niet is vervalst.

Met zijn tweede middel stelt verzoeker dat de artikelen 106, lid 2, VWEU en 107, lid 3, sub c, VWEU zijn geschonden, aangezien niet is aangetoond dat inbreuk is gemaakt op het beginsel van technologische neutraliteit.

Met zijn derde middel stelt verzoeker dat inbreuk is gemaakt op de procedure inzake staatssteun, daar die procedure in het onderhavige geval overdreven lang heeft geduurd, aangedragen bewijzen niet in aanmerking zijn genomen en het onderzoek niet op coherente en objectieve wijze is verricht.

Met het vierde middel, dat subsidiair wordt aangevoerd, stelt verzoeker dat de beginselen van rechtszekerheid, gelijkheid, evenredigheid en subsidiariteit zijn geschonden, zodat hij niet verplicht is de steun terug te vorderen, aangezien artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1) de verplichting tot terugvordering niet oplegt ingeval inbreuk wordt gemaakt op algemene beginselen van Unierecht.

Met het vijfde middel, dat eveneens subsidiair wordt aangevoerd, stelt verzoeker dat het in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht op informatie is geschonden, zodat er geen verplichting tot terugvordering bestaat.