Language of document : ECLI:EU:T:2013:38

Gevoegde zaken T‑339/10 en T‑532/10

Cosepuri Soc. Coop. pA

tegen

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

„Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Pendeldienst in Italië en Europa – Afwijzing van offerte van inschrijver – Besluit om opdracht aan andere inschrijver te gunnen – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Offerte van gekozen inschrijver – Weigering van toegang – Uitzondering betreffende bescherming van commerciële belangen van derde”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 29 januari 2013

1.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die rechtspositie van verzoeker wijzigen – Overeenkomst gesloten tussen de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en na aanbestedingsprocedure gekozen inschrijver – Geen bindende rechtsgevolgen voor verzoeker – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen

(Art. 266 VWEU)

3.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Geen duidelijkheid over bestreden handelingen – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1)

4.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Betwisting van wettigheid van bestek en van weigering van toegang tot offertes van inschrijvers – Inachtneming van transparantiebeginsel – Verenigbaarheid met beginsel van vertrouwelijkheid van inschrijvingen

(Art. 277 VWEU; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 89, lid 1, en 99; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 148)

5.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot afwijzing van offerte in het kader van procedure van plaatsen van overheidsopdracht voor dienstverlening – Mee te delen informatie – Niet meedelen van door gekozen inschrijver geboden prijs – Toelaatbaarheid

(Art. 296 VWEU; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 100, lid 2; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 149)

6.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Gunning van opdracht na aanvraag van aanbiedingen – Beoordelingsvrijheid van instellingen – Rechterlijke toetsing – Grenzen

7.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onwettigheid – Schade – Causaal verband – Cumulatieve voorwaarden – Ontbreken van een van voorwaarden – Verwerping van beroep in zijn geheel

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

8.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Conclusies strekkende tot bevel aan instelling – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 264 VWEU)

9.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Besluit om inschrijving niet te kiezen – Verzoek om kopie van beoordelingsrapport en met inschrijver gesloten overeenkomst mee te delen – Toepasselijkheid van verordening nr. 1049/2001 inzake toegang tot documenten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 100, lid 2)

10.    Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van commerciële belangen – Weigering van toegang – Motiveringsplicht – Omvang

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4)

11.    Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Besluit om inschrijving niet te kiezen – Verzoek om toegang tot offerte van gekozen inschrijver – Toepasselijkheid van verordening nr. 1049/2001 inzake toegang tot documenten – Weigering van toegang – Uitzondering die valt onder bescherming van commerciële belangen van gekozen inschrijver – Toelaatbaarheid – Verenigbaarheid met verordening nr. 1605/2002

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 100, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 26)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 26, 77)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 28)

4.      Verzoeker kan bij wege van incident in het kader van een beroep tot nietigverklaring tegen een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten van de Unie de wettigheid van het bestek betwisten. Een punt van het bestek dat bepaalt dat de beoordelingsprocedure van de inschrijvingen geheim is, beantwoordt aan de eis om de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen te beschermen en in beginsel contacten tussen de aanbestedende dienst en de inschrijvers te vermijden. Het transparantiebeginsel van artikel 89, lid 1, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen moet met deze eisen worden verzoend.

In ieder geval moet dat beginsel worden verzoend met de bescherming van het openbaar belang, van de gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen en van de eerlijke mededinging, die de mogelijkheid van artikel 100, lid 2, tweede alinea, van die verordening rechtvaardigt om bepaalde gegevens niet mee te delen aan een afgewezen inschrijver wanneer niet-mededeling noodzakelijk is om de inachtneming van deze vereisten te verzekeren. In ieder geval voorziet deze bepaling niet in de mededeling van de volledige offerte van de gekozen inschrijver.

(cf. punten 32, 33, 49)

5.      Uit artikel 100, lid 2, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en artikel 149 van verordening nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften ervan, volgt dat de aanbestedende dienst aan zijn motiveringsplicht voldoet wanneer hij ermee volstaat om allereerst aan alle afgewezen inschrijvers de redenen van de afwijzing van hun offerte mee te delen en vervolgens de inschrijvers die een geldige offerte hebben ingediend en dit uitdrukkelijk hebben verzocht, binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek mededeling te doen van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte en van de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund.

Deze handelwijze beantwoordt aan het doel van de in artikel 296 VWEU geformuleerde motiveringsplicht, volgens welke de redenering van de instantie waarvan de handeling afkomstig is, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking dient te worden gebracht zodat enerzijds de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en hun rechten kunnen verdedigen, en anderzijds de rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Bovendien moet de motiveringsplicht aan de hand van de omstandigheden van het geval worden beoordeeld, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een verklaring kunnen hebben.

Aan de motiveringsplicht moet worden geacht te zijn voldaan wanneer de instelling als motivering voor het besluit om een inschrijving niet te kiezen in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht mededeling heeft gedaan van de redenen waarom de inschrijving niet in aanmerking werd genomen, de kenmerken en voordelen van de offerte van de gekozen inschrijver, diens naam, een kopie van het beoordelingsrapport en een kopie van de met de gekozen inschrijver gesloten overeenkomst. Dat de door de gekozen inschrijver geboden prijs niet werd meegedeeld, kan daarentegen geen schending van deze plicht opleveren, aangezien verzoeker de gelegenheid had om ervan kennis te nemen.

(cf. punten 42‑45, 47, 48)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 54)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 68‑70)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 77)

9.      Zelfs gesteld dat artikel 100, lid 2, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen een specifieke regel inzake toegang tot documenten bevat, hebben deze verordening en verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verschillende doelstellingen en bevatten deze geen bepaling waarin uitdrukkelijk wordt voorgeschreven dat de ene regeling voorrang heeft op de andere. Elk van deze verordeningen moet dus worden toegepast op een wijze die verenigbaar is met de toepassing van de andere en aldus een coherente toepassing ervan mogelijk maakt.

(cf. punt 85)

10.    Indien de betrokken instelling weigert toegang te verlenen tot een document waarvan haar om openbaarmaking is verzocht, dient zij in beginsel aan te geven op welke wijze de toegang tot dat document een concrete en daadwerkelijke ondermijning zou vormen van het belang dat wordt beschermd door een in artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie neergelegde uitzondering. Bovendien moet het risico van een dergelijke ondermijning redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch zijn. Deze instelling mag zich in dit verband echter baseren op algemene aannames die gelden voor bepaalde categorieën documenten, daar soortgelijke overwegingen van algemene aard kunnen gelden voor verzoeken om openbaarmaking met betrekking tot documenten van gelijke aard. In het geval bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze verordening moet de instelling bovendien beoordelen of er geen hoger openbaar belang bestaat dat openbaarmaking van het bedoelde document gebiedt.

(cf. punten 90, 91)

11.    In het kader van een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten kunnen economische en technische gegevens die de offertes van de inschrijvers bevatten de weigering van toegang tot de offerte van de gekozen inschrijver door de betrokken instelling rechtvaardigen. Dat is met name het geval wanneer dergelijke offertes betrekking hebben op de specifieke knowhow van de inschrijvers en bijdragen tot de bijzonderheid en de aantrekkelijkheid van hun offertes. Aangezien de diensten waarop de betrokken overheidsopdracht betrekking heeft, kunnen worden aangeboden aan andere instanties, valt niet uit te sluiten dat de afgewezen inschrijver opnieuw moet concurreren met de andere inschrijvers, en inzonderheid de gekozen inschrijver, bij een nieuwe aanbesteding voor soortgelijke diensten.

Vervolgens is de bescherming van de offertes van de inschrijvers in overeenstemming met de relevante bepalingen van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name van het artikel 100, lid 2, ervan, dat niet voorziet in openbaarmaking van de ingediende inschrijvingen, ook niet na schriftelijk verzoek van de afgewezen inschrijvers. Deze beperking is inherent aan het doel van de regels inzake overheidsopdrachten van de Unie, dat berust op een onvervalste mededinging. Om dat doel te bereiken is het belangrijk dat de aanbestedende diensten geen informatie betreffende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten openbaar maken, waarvan de inhoud kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, zij het in een lopende dan wel in latere aanbestedingsprocedures.

Daarenboven zijn de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zowel naar hun aard als volgens het stelsel van de Unieregeling op dat gebied, gebaseerd op een vertrouwensrelatie tussen de aanbestedende diensten en de deelnemende ondernemers. Deze ondernemers moeten deze aanbestedende diensten in het kader van de aanbestedingsprocedure in kennis kunnen stellen van alle nuttige informatie, zonder te hoeven vrezen dat deze aanbestedende diensten aan derden gegevens meedelen waarvan de openbaarmaking voor deze ondernemers nadelig zou kunnen zijn.

(cf. punten 95, 99, 100)