Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 21 maart 2005 ingesteld door Carlos Andrés en anderen tegen Europese Centrale Bank

(Zaak T-131/05)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 21 maart 2005 beroep ingesteld tegen Europese Centrale Bank door Carlos Andrés, wonende te Frankfurt am Main, en 8 anderen, vertegenwoordigd door Georges Vandersanden en Laure Levi, advocaten.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

-    verzoekers' salarisstrook van juli 2004 nietig te verklaren;

-    verweerster te veroordelen tot vergoeding van verzoekers' schade, bestaande uit 5000 EUR voor iedere verzoeker wegens koopkrachtverlies sedert 1 juli 2001, achterstallige bezoldiging die overeenstemt met een verhoging van verzoekers' salarissen met 1,86 % voor de periode 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002, met 0,92 % voor de periode van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 en met 2,09 % voor de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004, en rente op het bedrag van verzoekers' achterstallige salarissen vanaf het tijdstip waarop zij verschuldigd waren tot de dag van daadwerkelijke betaling. De rentevoet moet worden berekend op grond van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties in de betrokken periode, vermeerderd met twee procent;

-    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Deze zaak betreft de salarisverhoging in verzoekers' salarisstroken voor juli 2004, die is vastgesteld met schending van de verplichting om het personeel van de Europese Centrale Bank (ECB) te raadplegen over de methode voor de berekening van de algemene salarisaanpassingen, zoals geregeld in een overeenkomst tussen de sociale partners (het "memorandum of understanding"). Ook wordt betwist dat de betrokken verhoging, die is toegepast naar aanleiding van het arrest van het Gerecht van 20 november 2003 in zaak T-63/02, Cerafogli en Poloni/ECB (JurAmbt. blz. IA-291 en II-1405), niet terugwerkte voor de jaren 2001, 2002 en 2003.

Tot staving van hun vordering stellen verzoekers:

-    schending van de artikelen 45 en 46 van de arbeidsvoorwaarden, het "memorandum of understanding" en het beginsel van behoorlijk bestuur,

-    schending van de motiveringsplicht en een kennelijke beoordelingsfout. Dienaangaande wordt gepreciseerd dat de tabellen die de bank heeft opgesteld om het voorgestelde percentage van de salarisverhoging te rechtvaardigen, het resultaat zijn van een onjuiste toepassing van de berekeningsmethode,

-    schending van het vertrouwensbeginsel.

____________