Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 26 maart 2005 ingesteld door Koninkrijk België tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-134/05)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 maart 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Koninkrijk België, vertegenwoordigd door J.-P. Buyle en C. Steyaert, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 19 januari 2005, omdat daarin de "oude ESF-schuldvorderingen" als niet-verjaard worden aangemerkt en, voorzover nodig, omdat daarin is gesteld dat over deze schuldvorderingen volgens artikel 86 van verordening nr. 2342/2002/EG berekende moratoire interest is verschuldigd;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Van 1987 tot en met 1992 heeft de Commissie verzoeker om terugbetaling verzocht van bepaalde sommen afkomstig van het Europees Sociaal Fonds (ESF), die door de Commissie rechtstreeks aan verschillende, als promotoren handelende, Belgische instanties zijn overgemaakt maar door hen niet in overeenstemming met de regelgeving inzake het ESF zijn gebruikt.

In 2004 heeft de Commissie op grond van haar oude schuldvorderingen bepaalde door verzoeker verschuldigde bedragen gecompenseerd met schuldvorderingen van verzoeker op de Commissie. Hierna heeft verzoeker meerdere brieven tot de Commissie gericht die zij bij de bestreden beschikking heeft beantwoord, er daarbij op wijzend dat de oude schuldvorderingen, anders dan verzoeker stelde, niet verjaard waren.

Tot staving van zijn beroep betoogt verzoeker dat de betrokken schuldvorderingen zijn verjaard op grond van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95/EG of, subsidiair, op grond van bepalingen van het Belgisch recht, dat in casu krachtens artikel 2, lid 4, van verordening nr. 2988/95/EG van toepassing is.

Verzoeker komt ook op tegen het opleggen, door de Commissie, van moratoire interest. Volgens verzoeker bestaat er in casu specifieke regelgeving, namelijk de verordeningen nrs. 1865/90/EEG en 448/2001/EG, waarin wordt afgeweken van artikel 86 van verordening nr. 2342/2002/EG die de Commissie ter rechtvaardiging van het opleggen van moratoire interest aanvoert. Verzoeker betoogt dat deze specifieke regelgeving, voor ESF-acties waartoe voor 6 juli 1990 is besloten, niet in het opleggen van moratoire interest voorziet en dat de Commissie bijgevolg over de betrokken vorderingen geen moratoire interest kan vorderen.

____________