Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 april 2007 door Bligny tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 15 februari 2007 in zaak F-142/06, Bligny / Commissie

(Zaak T-127/07 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Francesco Bligny (Tassin-La-Demi-Lune, Frankrijk) (vertegenwoordiger: P. Lebel-Nourissat, advocaat)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

vast te stellen dat het Gerecht voor ambtenarenzaken het inschrijvingsformulier, voor wat betreft de verplichting van de kandidaat om daarbij het bewijs van staatsburgerschap te voegen, onjuist heeft beoordeeld;

vast te stellen dat het Gerecht niet is ingegaan op rekwirants middelen betreffende de schending van de beginselen van gewettigd vertrouwen en van behoorlijk bestuur die de jury van vergelijkend onderzoek EPSO AD/26/05 moet eerbiedigen;

de beschikking van het Gerecht van 15 februari 2007 in zaak F-142/06 derhalve te vernietigen;

opnieuw rechtdoende, nietig te verklaren het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/26/05 van 7 december 2006 en dat van 23 december 2006 houdende weigering om rekwirant tot het vergelijkend onderzoek toe te laten en dus zijn schriftelijk examen te corrigeren alsmede te oordelen dat het inschrijvingsformulier dat op 15 mei 2006 voor de kandidaten van het vergelijkend onderzoek op de EPSO-site is gepubliceerd, onregelmatig is;

subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken zodat het over de betrokken zaak kan beslissen en de Commissie tot betaling van alle kosten kan veroordelen.

Middelen en voornaamste argumenten

In zijn hogere voorziening vordert rekwirant vernietiging van de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken waarbij kennelijk ongegrond is verklaard zijn beroep strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek houdende weigering om zijn schriftelijk examen te corrigeren, op grond dat hij bij zijn inschrijvingsformulier geen bewijs van staatsburgerschap had gevoegd.

Tot staving van de hogere voorziening stelt hij dat het Gerecht de hem voorgelegde feiten onjuist heeft opgevat en daardoor een verkeerde uitlegging heeft gegeven aan het door de kandidaat in te vullen inschrijvingsformulier waardoor dat formulier onjuist is beoordeeld. Voorts stelt hij dat de bestreden beschikking ontoereikend is gemotiveerd, aangezien het Gerecht niet is ingegaan op alle middelen en vorderingen die rekwirant in eerste aanleg had geformuleerd.

____________