Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 23 september 2009 door Roberto Sevenier tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 juli 2009 in zaak F-62/08, Sevenier / Commissie

(Zaak T-368/09 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Roberto Sevenier (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: E. Boigelot en L. Defalque, advocaten)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

vernietiging van de beschikking van de Derde kamer van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 8 juli 2009 in zaak F-62/08, Sevenier/Commissie, welke rekwirant is betekend op 13 juli 2009;

toewijzing van de vorderingen die rekwirant bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie heeft ingediend;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vraagt rekwirant om vernietiging van de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 juli 2009 in de zaak Sevenier/Commissie, F-62/08, waarbij dat Gerecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard het door rekwirant ingestelde beroep, strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 24 september 2007, voor zover daarbij zijn verzoek om intrekking van zijn ontslagaanbod van 19 oktober 1983 en om inschakeling van de invaliditeitscommissie is afgewezen.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant primair één middel aan, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken bij de uitlegging van het begrip louter bevestigende handeling van een verkeerde rechtsopvatting is uitgegaan, daar het het uitdrukkelijke besluit, genomen na de stilzwijgende afwijzing van rekwirants verzoek, als louter bevestigend besluit heeft aangemerkt, ondanks het feit dat rekwirants verzoek bij het uitdrukkelijke besluit deels werd ingewilligd.

Subsidiair betoogt rekwirant dat het Gerecht voor ambtenarenzaken de stukken van dossier verkeerd heeft opgevat en niet heeft voldaan aan zijn motiveringsplicht door te oordelen dat er in casu geen sprake was van enige bijzondere omstandigheid die rechtvaardigde dat het Gerecht geen toepassing gaf aan de vaste rechtspraak betreffende een louter bevestigend besluit.

____________