Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 17 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) – Commerz Nederland NV / Havenbedrijf Rotterdam NV

(Zaak C-242/13)1

(Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Staatssteun – Artikel 107, lid 1, VWEU – Begrip „steun” – Garanties verleend door een openbaar bedrijf aan een bank met het oog op kredietverlening aan derde leners – Garanties bewust verleend door de directeur van dat openbaar bedrijf in strijd met de statutaire bepalingen van dat bedrijf – Vermoeden van bezwaar van het overheidslichaam dat eigenaar is van dat bedrijf – Toerekenbaarheid van de garanties aan de Staat)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Commerz Nederland NV

Verwerende partij: Havenbedrijf Rotterdam NV

Dictum

Artikel 107, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat, om te bepalen of door een openbaar bedrijf verleende garanties toerekenbaar zijn aan de overheidsinstantie die dat bedrijf controleert, naast het samenstel van aanwijzingen die blijken uit de omstandigheden van het hoofdgeding en de context waarin die garanties zijn verleend, relevant is dat de enige bestuurder van dat bedrijf, die deze garanties heeft verleend, onwettig heeft gehandeld, het verlenen ervan bewust geheim heeft gehouden en de statuten van zijn bedrijf heeft genegeerd en voorts dat die overheidsinstantie zich tegen het verlenen van die garanties zou hebben verzet indien zij daarvan in kennis was gesteld. Die omstandigheden op zich kunnen in een situatie als in het hoofdgeding een dergelijke toerekenbaarheid echter niet uitsluiten.

____________

1 PB C 207 van 20.7.2013.