Language of document : ECLI:EU:C:2014:2224

Zaak C‑242/13

Commerz Nederland NV

tegen

Havenbedrijf Rotterdam NV

(verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Staatssteun – Artikel 107, lid 1, VWEU – Begrip ,steun’ – Garanties verleend door een openbare onderneming aan een bank met het oog op kredietverlening aan derde leners – Garanties bewust verleend door de directeur van die openbare onderneming in strijd met de statutaire bepalingen van die onderneming – Vermoeden van bezwaar van het overheidslichaam dat eigenaar is van die onderneming – Toerekenbaarheid van de garanties aan de Staat”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 17 september 2014

1.        Gerechtelijke procedure – Verzoek tot heropening van de mondelinge behandeling – Verzoek tot indiening van opmerkingen over de rechtsvragen die zijn behandeld in de conclusie van de advocaat-generaal – Voorwaarden voor de heropening

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83)

2.        Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Garanties verleend door een openbare onderneming – Toerekenbaarheid aan de overheidsinstantie die die onderneming controleert – Geheel van in aanmerking te nemen aanwijzingen

(Art. 107, lid 1, VWEU)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 26)

2.        Artikel 107, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat, om te bepalen of door een openbare onderneming verleende garanties toerekenbaar zijn aan de overheidsinstantie die die onderneming controleert, naast het samenstel van aanwijzingen die blijken uit de omstandigheden van het hoofdgeding en de context waarin die garanties zijn verleend, relevant is dat de enige bestuurder van de onderneming, die deze garanties heeft verleend, niet volgens de regels heeft gehandeld, het verlenen ervan bewust geheim heeft gehouden en de statuten van zijn onderneming heeft genegeerd en voorts dat die overheidsinstantie zich tegen het verlenen van die garanties zou hebben verzet indien zij daarvan in kennis was gesteld. Die omstandigheden op zich kunnen een dergelijke toerekenbaarheid echter niet uitsluiten.

(cf. punt 39 en dictum)