Language of document :

Beroep ingesteld op 17 november 2011 - Oppenheim/Commissie

(Zaak T-586/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Sal. Oppenheim jr. & Cie. AG & Co. KGaA (Keulen, Duitsland) (vertegenwoordigers: W. Deselaers, J. Brückner en M. Haisch, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2011) 275 van de Commissie van 26 januari 2011 betreffende staatssteun C-7/10 "KStG, Sanierungsklausel", zoals gerectificeerd bij besluit C(2011) 2608 van 15 april 2011, nietig verklaren;

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

geen prima facie selectiviteit/onjuiste bepaling van het referentiekader

Verzoekster betoogt dat er geen sprake is van prima facie selectiviteit in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Volgens haar is de bepaling van het referentiesysteem door de Commissie onjuist en is het relevante referentiesysteem, te weten het voortbestaan van onbenutte verliezen op het niveau van de vennootschap ondanks de verwerving van een deelneming, de basisregel van het nationale belastingrecht. Voorts gaat het bij de "Sanierungsklausel" om een uitzondering op deze uitzondering, die terugleidt naar het referentiesysteem en derhalve zelf in overeenstemming met het systeem is.

"Sanierungsklausel" als algemene maatregel

Verzoekster voert in dit verband aan dat het bij de "Sanierungsklausel" gaat om een algemene maatregel en dus niet om steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Alle in Duitsland belastingplichtige vennootschappen kunnen in aanmerking komen voor de "Sanierungsklausel" en zij knoopt noch openlijk noch verhuld aan bij territoriale kenmerken of bij kenmerken die verband houden met omvang of bedrijfstak.

rechtvaardiging op grond van de aard en de interne structuur van het belastingstelsel

Verzoekster betoogt in het kader van het derde middel dat de "Sanierungsklausel" gerechtvaardigd is op grond van de aard en de interne structuur van het Duitse belastingstelsel, omdat die clausule als uitzondering op de uitzondering van het verlies van het recht om verliezen over te dragen overeenkomstig § 8c, lid 1, van het Körperschaftsteuergesetz (KStG, Duitse wet op de vennootschapbelasting) terugleidt naar het referentiesysteem en daarmee in overeenstemming is.

geen belasting van openbare budgetten

Verzoekster voert op dit punt aan dat de "Sanierungsklausel" qua steunverlening geen belasting van de openbare begroting kan vormen en alleen daarom al geen steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU is. In een geval van sanering bestaat, buiten insolventie van de betrokken vennootschap, alleen het alternatief om de insolventie te vermijden door overdracht van verliezen en met de "Sanierungsklausel", die de redding van de vennootschap mogelijk maakt, blijft de mogelijkheid van toekomstige belastinginkomsten van de betrokken vennootschap behouden.

schending van het unierechtelijke vertrouwensbeginsel

In het kader van het vijfde middel voert verzoekster aan dat de Commissie, door haar praktijk en door geen kritiek te leveren op de regeling die voorafging aan die van § 8c KStG en evenmin op vergelijkbare regelingen van andere lidstaten, bij verzoekster een vertrouwen heeft gewekt. Dit verdiende ook bescherming op grond van de bindende inlichting en het ontbreken van voorspelbaarheid van de relevantie als staatssteun van de "Sanierungsklausel".

____________