Language of document :

Beroep ingesteld op 20 augustus 2013 – Fard en Sarkandi / Raad

(Zaak T-439/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Mohammad Moghaddami Fard (Teheran, Iran) en Ahmad Sarkandi (Verenigde Arabische Emiraten) (vertegenwoordigers: M. Taher, Solicitor, M. Lester, Barrister, en S. Kentridge, QC)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2013/270/GBVB van de Raad van 6 juni 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 156, blz. 10) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 522/2013 van de Raad van 6 juni 2013 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 156, blz. 3), nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten van verzoekers.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers vijf middelen aan.

De Raad heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te oordelen dat verzoekers aan een van de voorwaarden voor plaatsing op de lijst voldoen en er is geen rechtsgrondslag is voor de plaatsing van verzoekers op een lijst.

De Raad was voornemens verzoekers een reisverbod op te leggen zonder dat daarvoor een passende rechtsgrondslag bestond.

De Raad heeft de opname van verzoekers in de bestreden maatregelen ontoereikend gemotiveerd.

De Raad heeft de rechten van verdediging van verzoekers en hun recht op effectieve rechterlijke bescherming niet gewaarborgd.

Het besluit van de Raad om verzoekers op een lijst te plaatsen heeft zonder rechtvaardiging of evenredigheid, de grondrechten van verzoekers geschonden, daaronder begrepen hun recht op bescherming van hun eigendom, gezinsleven, bedrijvigheid en goede naam.