Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší správny súd Slovenskej republiky (Slowakije) op 22 maart 2023 – BONUL/Výbor Národnej rady Slovenskej republiky na preskúmavanie rozhodnutí Národného bezpečnostného úradu

(Zaak C-185/23, BONUL)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Najvyšší správny súd Slovenskej republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BONUL s.r.o.

Verwerende partij: Výbor Národnej rady Slovenskej republiky na preskúmavanie rozhodnutí Národného bezpečnostného úradu

Prejudiciële vragen

Moet artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het Unierecht ten uitvoer brengt wanneer een rechterlijke instantie van die lidstaat een rechtmatigheidsbeoordeling verricht van een besluit van een bijzondere commissie van het parlement van die staat die als bezwaarautoriteit heeft ingestemd met een bestuurlijk besluit van de nationale beveiligingsinstantie waarbij ten aanzien van een rechtspersoon

–    eerst een veiligheidsmachtiging voor een vestiging die toegang geeft tot gerubriceerde informatie overeenkomstig het nationale recht

is ingetrokken (aan die rechtspersoon is ontnomen) en tegelijkertijd, en uitsluitend als gevolg van de intrekking van die machtiging, tevens

–    een dergelijke machtiging die aan die rechtspersoon is afgegeven met het oog op toegang tot informatie die is gerubriceerd als „SECRET UE/EU SECRET” in de zin van artikel 11 van het besluit van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (2013/488/EU1 ) en bijlage V daarbij, zoals gewijzigd,

is ingetrokken (aan die rechtspersoon is ontnomen)?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

moet artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling en een nationale praktijk volgens welke

in een besluit van de nationale beveiligingsinstantie strekkende tot intrekking (ontneming) van de genoemde machtigingen geen melding wordt gemaakt van de gerubriceerde informatie die deze autoriteit ertoe heeft gebracht aan te nemen dat aan de voorwaarden voor intrekking (ontneming) is voldaan en in een dergelijk besluit slechts wordt verwezen naar het betreffende in het dossier van deze autoriteit opgenomen stuk dat die gerubriceerde informatie bevat,

de belanghebbende rechtspersoon geen toegang heeft tot het dossier van de nationale beveiligingsinstantie en tot de verschillende stukken die de gerubriceerde informatie bevatten die deze autoriteit ertoe hebben gebracht te concluderen dat het gerechtvaardigd is om de genoemde machtigingen in te trekken (te ontnemen),

toegang tot een dergelijk dossier en dergelijke stukken kan worden verkregen door de advocaat van de belanghebbende rechtspersoon, zij het uitsluitend wanneer het hoofd van de nationale beveiligingsinstantie of, in voorkomend geval, een andere autoriteit die deze stukken aan de nationale beveiligingsinstantie heeft overgelegd daarmee heeft ingestemd, maar de advocaat, ook nadat een dergelijke toegang is verkregen, verplicht is om de inhoud van het dossier en de stukken geheim te houden,

de rechterlijke instantie die de rechtmatigheidsbeoordeling ten aanzien van het in de eerste vraag beschreven besluit verricht evenwel volledige toegang tot het dossier en de stukken heeft?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord:

moet artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest aldus worden uitgelegd dat het de rechterlijke instantie die de rechtmatigheid van het in de eerste vraag beschreven besluit beoordeelt, rechtstreeks toestaat (of, eventueel, aan haar opdraagt) om de wettelijke regeling en de praktijk beschreven in de tweede vraag niet toe te passen en aan de belanghebbende rechtspersoon of aan zijn advocaat toegang te verlenen tot het dossier van de nationale beveiligingsinstantie en, eventueel, tot de stukken die de gerubriceerde informatie bevatten, indien deze rechterlijke instantie dat noodzakelijk acht om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een procedure op tegenspraak te waarborgen?

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:

moet artikel 51, leden 1 en 2, van het Handvest aldus worden uitgelegd dat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie om toegang te verlenen tot het dossier en, eventueel, tot de stukken in de zin van de derde vraag alleen geldt

–    voor de delen van het dossier of de stukken die informatie bevatten die relevant is voor de beoordeling van de industriële beveiliging in de zin van artikel 11 van besluit 2013/488/EU van de Raad en bijlage V daarbij,

of dat deze bevoegdheid ook geldt

–    voor de delen van het dossier of de stukken die informatie bevatten die uitsluitend relevant is voor de beoordeling van de industriële beveiliging in de zin van het nationale recht, dat wil zeggen op een gebied dat verder reikt dan de werkingssfeer van de voorwaarden van besluit 2013/488/EU van de Raad?

____________

1     2013/488/EU: besluit van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB 2013, L 274, blz. 1).