Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 16 februari 2005 ingesteld door The International Institute for the Urban Environment tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-74/05)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 16 februari 2005 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door The International Institute for the Urban Environment, gevestigd te Delft (Nederland), vertegenwoordigd door Ph. W. M. ter Burg, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

beschikking INFSO-R2/RB/SOC/Isc D(2004) 541407 van de Commissie betreffende de financiële audit van IIUE-NL 02-BA14-032 nietig te verklaren;

te verklaren dat het door verzoekster geclaimde bedrag gerechtvaardigd is en overeenstemt met de contractuele bepalingen;

IIUE toe te staan vergoeding te vorderen voor de tijd die zij aan de contracten heeft besteed en de Commissie te gelasten een weloverwogen beschikking te geven in overeenstemming met de geldende gemeenschapsregels inzake behoorlijk bestuur;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

The International Institute for the Urban Environment is een eenpersoonsbedrijf dat volledig eigendom is van verzoekster. In 1999 heeft verzoekster met de Commissie contract nr. IPS-1999-00016 gesloten krachtens hetwelk zij financiële steun zou ontvangen in het kader van het programma voor technologische ontwikkeling "Bevordering van innovatie en aanmoediging van participatie van het klein- en middenbedrijf". De Commissie heeft een audit verricht met betrekking tot de door de contractsluitende partijen geclaimde terugbetalingen en verzoekster betwist de bevindingen van deze audit met betrekking tot de personeelskosten.

Verzoekster betoogt in de eerste plaats dat de door het Institute voor de berekening van de personeelskosten gehanteerde methode strookte met de contractuele voorwaarden alsmede dat zij de Commissie uitdrukkelijk had gewezen op het gebruik van deze bijzondere methode. De Commissie heeft zich nooit verzet tegen die methode, die volgens verzoekster ook was aangewend in het kader van andere door haar ingediende programma's, waarvoor de Commissie eveneens financiële steun had verleend. Verzoekster stelt derhalve dat zij mocht aannemen dat de Commissie deze methode aanvaardbaar achtte.

Voorts betoogt verzoekster dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en niet evenredig is met de beoogde doelstelling, aangezien het totale bedrag dat zij vraagt, volgens haar redelijk is en strookt met de contractuele voorwaarden.

____________